Toetsbespreking V5 ges T3 2023-2024

Toetsbespreking T3
In deze presentatie staan voorbeelden van (mogelijke) goede antwoorden gegeven door klasgenoten.
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Toetsbespreking T3
In deze presentatie staan voorbeelden van (mogelijke) goede antwoorden gegeven door klasgenoten.

Slide 1 - Diapositive

toelichting op het nakijken
een V betekent dat er iets ontbreekt

ja en..., want...., dus.., er is geen afdoende toelichting gegeven (zie soms commentaar docent)

een punt met een golfje ervoor wil zeggen dat het een twijfel antwoord is dat op het examen fout gerekend zal worden

Alleen de punten voor de opgave moet je optellen!

Slide 2 - Diapositive

vraag 1          max. 2p
1. Florence + Romeins - TV5-I
2. vertrek naar Amerika - TV5-II
3. nieuwe steden + christelijke plicht - TV4
4. soldaten uit Rome + Caesar - TV2
5. kiesrechtbeweging - TV8-II
6. nieuwe elite klassensamenleving - TV8-I
4 - 3 - 1 - 2 - 6 - 5

Slide 3 - Diapositive

VRAAG 2        max. 2p
De levenswijze van de jagers en verzamelaars kan met behulp van de bron worden bevestigd doordat er op de grotschilderingen te zien is dat zij jagen op rendieren dit past bij hun levenswijze omdat de jagers en verzamelaars op dieren jaagden als voedselbron. De levenswijze kan met behulp van de bron ook genuanceerd worden doordat er op de bron een plaatje van oorlogsvoering te zien is wat niet meteen past bij de levenswijze doordat de jagers en verzamelaars volgens hun nomadisch bestaan veel rond trokken en de groepen eigenlijk niet met elkaar in aanraking kwamen.

Slide 4 - Diapositive

vraag 3        max 2p
Dat de Germanen veel later over gingen naar het gebruik van het Latijnse alfabet dan de Galliërs in Frankrijk, komt door de grenzen van het Romeinse Imperium. Dat komt omdat tijdens de expantie van het Romeinse Imperium ze eerst veel gebieden rond de middellandse zee veroverden, omdat dat voor hun handig was voor handel en contacten behouden. Vanuit daar gingen ze steeds meer verbreden naar het noorden (dus het huidige Frankrijk en Duitsland bijvoorbeeld). Ook was het makkelijker om cultuur en dus ook taal door te geven aan gebieden dichter bij het centrum en dichter bij het Latijn sprekende gebied. Hierdoor namen die gebieden die dichter bij lagen en dus ook de Galliërs het Latijnse alfabet veel eerder over dan de Germanen omdat zij eerder in aanraking kwamen daarmee

Slide 5 - Diapositive

vraag 4    max 2p
De stelling, uit deze bron blijkt dat beide partijen voordeel hadden bij een samenwerking, is juist. Paus Gregorius heeft voordeel bij een samenwerking, aangezien in bron 2 staat dat zijn volk een oorlog of conflict heeft met de Longobarden. Door deze samenwerking zou Paus Gregorius bescherming ontvangen. Karel Martel heeft ook voordeel bij een samenwerking, aangezien in bron 2 staat Karel Martel blijvende roem op aarde en eeuwig leven in de hemel zou krijgen, in ruil voor de samenwerking.

Slide 6 - Diapositive

vraag 5                max 1p
De bron past bij het kenmerkend aspect: de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden. Omdat er steden te zien zijn op de kaart van West-Nederland met stadsrechten wat indiceert dat de steden meer macht krijgen. Dit slaat dus op de toenemende zelfstandigheid van steden. 

Slide 7 - Diapositive

Vraag 6             max 4p
- verandering: het aandachtspunt was van god, de bijbel, de hemel veranderd naar de mens, emoties en de wereld. Dit is terug te zien in de bron; bij het eerste plaatje is een bijbels verhaal afgebeeld en het gaat ook alleen om het verhaal niet heel erg om de kunst, terwijl het tweede kunstwerk veel meer diepte, emotie en wereld laat zien.
- Continuiteit; god was nog steeds belangrijk, zo zie je rechts op het tweede schilderij maria zitten met jezus in haar handen, ook vliegt er een engel. Beide verhalen gaan over god.

Slide 8 - Diapositive

vraag 7           max 3p
1. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie: omdat, Andries en alle drie zijn broers, met allerlei verschillende gebieden handel voerde (handelskapitalisme). Deze landen liggen verspreid over de hele wereld en zijn dus wereldwijde handelscontacten. Daarnaast wordt er verteld dat Andries zijn kapitaal verdiende, dus geld verdiende met deze handel, dus er is ook sprake van een geldeconomie.

2. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek: omdat, een burgermeerster eigenlijk één van de hoogste functies was in de Republiek. Hier was nameljk geen vorst, maar regenten (dus rijke burgers) bestuurden. Een burgermeester is een voorbeeld van zo'n rijke burger. Daarnaast werd er in de Republiek niet gecentraliseerd, maar in omringende landen wel. Daarom was de Republiek in dit opzicht bijzonder.

3. Het streven van vorsten naar absolute macht: omdat, Andries het verzoek van de stadhouder blokkeert. Anders zou de stadhouder teveel macht krijgen. Deze stadhouder probeerde dus zichzelf te ontwikkelen tot een vorst.

Slide 9 - Diapositive

vraag 8           Max 3p
Kern van een juist antwoord:
– De opstand was ook een militair conflict want de Spanjaarden/Alva belegerden veel steden waardoor de verwoest raakten, wat op de prent te zien is aan de ruïne op de achtergrond. 1p

– De opstand was ook een economisch conflict omdat er veel geplunderd werd door de Spaanse troepen, wat op de prent te zien is aan de roofzuchtige Spaanse soldaten die het hart van de Hollandse maagd uitrukken. 1p

– De opstand was ook een religieus conflict omdat Filips II als katholiek het protestantse geloof niet wilde toestaan en koos voor onderdrukking. De Nederlanden vonden dat zij het ware geloof hadden en terecht in opstand waren gekomen, wat op de prent te zien is aan Fiducia (vertrouwen op God) die de Nederlanden bij elkaar houdt ondanks de pogingen van de Spanjaarden ze uit elkaar te trekken. 1p

Slide 10 - Diapositive

vraag 9           Max 3p
Lodewijk was van het absolutisme; mercantilisme, beroepsleger, één staatsgeloof, en absolute macht.
- Hij vond dat er één oppermacht hoorde te zijn, die alle beslissingen maakte en boven het volk stond, dat Nederland dus een paar mannen had vond hij vanuit het absolutisme verkeerd.
- Bij het mercantilisme van Lodewijk moest de export zo veel mogelijk worden gestimuleerd en de export juist niet. In Nederland gebeurde dit niet
- Daarbij vond hij dat de koning god op aarde was, de stadhouder was het dicht bij een koning, het verederen kon dus absoluut niet. (droit divin)

Slide 11 - Diapositive

vraag 10           Max 2p
een argument voor de voorstanders van het abolotionisme met een kenmerkende argument : rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhouding. in de bron wordt benoemd: ''Wij die op de aarde de kracht van onze heer uitoefenen, beschouwen echter dat de indianen echte mannen zijn en dat ze niet alleen in de staat zijn het katholieke geloof te begrijpen''. hierbij laten ze zien dat de indianen (dus minder waardige mensen = slaven) ook het recht hebben op een leven zoals de 'gewone' burgers hadden, ze waren dan misschien nog niet volwaardig, maar hier kon een verandering inkomen als een christelijke heerser hun zouden helpen. dit past bij het verlicht denken wat wordt toegepast op sociale verhoudingen, omdat ze hierbij na gingen denken over het mensbeeld en hoe de sociale verhoudingen in de samenleving (tussen o.a. slaven en de gewone burgers waren).
Een argument voor de tegenstanders van het abolitionisme met een kenmerkende aspect: is dat tegenstanders van het abolitionisme vondt dat de mensen van de slavernij minder waardig waren aan de gewone burgers dit wordt duidelijk vernoemd doordat de Indianen de minder waardige burgers zijn en hierbij hoort het kenmerkende aspect: uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekolonien en de daarmee verbonden transatlische slavenhandel en de opkoms van abolitoonisme

Slide 12 - Diapositive

vraag 11           Max 4p
- Paine was een voorstander van natuurrechten, omdat hij gelooft dat: "ieder tijdperk en iedere generatie vrij moet zijn, om zelf te kunnen handelen", volgens de bron. Vrijheid is een natuurrecht van de mens, een recht dat dus niet ontnomen mag worden en bij deze omschrijving aansluit.
- Paine was ook een voorstander van volkssoevereiniteit, wat terug te zien is in de bron door dit aspect: "Er heeft nooit een parlement bestaan, noch zal er ooit een parlement of enige generatie van mensen bestaan die het recht of de macht bezat om te bevelen hoe de wereld bestuurd zal worden". Paine legt namelijk met deze uitspraak de soevereiniteit, ook wel machtgenoemd, bij het volk in plaats van een aangewezen parlement of een andere vorst die zich de macht toe eigend.

Slide 13 - Diapositive

vraag 12           Max 2p
- Gelijkheid was heel belangrijk in de Franse Revolutie, want de Franse Revolutie was ontstaan door de ongelijke verhoudingen in Frankrijk met de machtige koning en adel met privileges, waarna de rijke burgers meer inspraak wouden hebben in het bestuur en de armere burgers hun bestaan wouden verbeteren. Door gelijkheid zouden burgers eindelijk ook inspraak hebben in het bestuur en daarom streden ze daarvoor in de Franse Revolutie.
- Robespierre hield zich daar zelf niet aan, want tijdens de radicale fase van de revolutie werd de macht van de radicalen gehandhaafd door de tegenstanders te laten onthoofden onder de guillotine, er was hier dus geen sprake van gelijkheid want nu werden er wellicht wel andere mensen onderdrukt maar het was dus niet gelijk.

Slide 14 - Diapositive

vraag 13           Max 2p
Gegeven 2 valt te koppelen aan het kenmerkend aspect 'De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.'. Het leggen van kanalen hoort namelijk bij industrialisatie door de vele fabrieken die erbij kwamen die water gingen gebruiken. Ook voor handel van producten was het water handig.

Gegeven 3 valt te koppelen aan kenmerkend aspect 'De opkomst van emancipatiebewegingen.' Aletta Jacobs werd namelijk de eerste vrouwelijke student, en daarna ook de eerste vrouwelijke dochter door de toelating. Dit was een grote stap in de emancipatie voor vrouwen.

Slide 15 - Diapositive

vraag 14           Max 3p
- De politieke stroming die bij de bouw van het Rijksmuseum past is het nationalisme: een trots, mooi land met trots volk verdiende ook een echt nationaal, trots museumgebouw.

- Er was veel kritiek op het katholieke uiterlijk, omdat Nederland een verzuilde samenleving was; een land van minderheden. Er waren erg veel groepen die los van elkaar leefden. Dat dan zo'n nationaal gebouw een katholiek uiterlijk kreeg, kon natuurlijk niet voor de andere groepen van de samenleving. Die vonden dat hun eigen groep (dus of het calvinisme, liberalisme of het socialisme) dat dan ook verdiende. Ze vonden niet dat zoiets er dan zo katholiek uit moest zien.

Slide 16 - Diapositive

vraag 15           Max 4p
Kern van een juist antwoord:
– Owen probeert hier het kapitalisme met het socialisme te verenigen door wel goede omstandigheden voor de arbeiders te verzorgen (zoals een opleiding), wat bij het socialisme past, en door die goede omstandigheden gaan de arbeiders meer produceren waardoor de winst groter wordt, wat past bij het kapitalisme. 2p
– Passend tekstelement socialisme: ‘Daarna bezagen wij de andere schoolvertrekken, waar wij een les biologie aan meisjes van 12 jaar mochten zien’. 1p
– Passend tekstelement kapitalisme: ‘Haar inkomsten komen uit de talrijke katoenfabrieken in de stad Lanark’. 1p

Slide 17 - Diapositive