Herhaal uitgangen van het vervoegen van werkwoorden op -ER
je e je joue
tu es tu joues
il/elle/on e il joue
nous ons nous jouons
vous ez vous jouez
ils/elles ent ils jouent
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
stappen- wederkerend werkwoord vervoegen passé composé
wederkerend voornaamwoord Tip: schrijf ze op zodra je de toets papieren krijgt. me te se nous vous se. denk aan m', t', s' voor klinker of stomme h.
hulpwerkwoord être vervoegen (tegenwoordige tijd)
voltooid deelwoord
juiste uitgangen Tip: kijk goed naar de zin/ context meervoud: is het ook vrouwelijk? (o.a. nous, vous, on, mes tantes etc ) vous: is het beleefde vorm (u, en dus enkelvoud en mogelijk vrouwelijk?)
Slide 10 - Diapositive
Oefeningen 16B, C en D nakijken (APP5)
op Classroom/map antwoorden exercices
vous ....................., madame? (se bruler, passé composé)
vous êtes bruléemadame?
on ........à midi. (s'arrêter)
on s'est arrêtés à midi.
Zut, les filles! on ........ de bus. ( se tromper, voltooide tijd)
Zut ,les filles!ons'esttrompées
Zut, les filles! nous .......de bus. (se tromper, voltooide tijd)
Zut, les filles! nousnous sommes trompées de bus.
Slide 11 - Diapositive
On corrige l'exercice 16 G p. 48 ook op Classroom!
A 1 me concentre
2 nous amusons
3 s’arrêtent
4 s’habille
5 vous trompez
6 se moque de
Slide 12 - Diapositive
On corrige l'exercice 16 G p. 48
B 1 Je me suis lavé sous la douche.
2 Nous nous sommes couchés à minuit.
3 Elles se sont présentées à la classe.
4 Après le divorce, elle s’est sentie malheureuse.
5 Vous vous êtes maquillées pour la fête ?
Slide 13 - Diapositive
APP 3 Werkwoorden die eindigen op -RE
Bijvoorbeeld ATTENDRE
Slide 14 - Diapositive
APP 3 Werkwoorden die eindigen op -RE
Slide 15 - Diapositive
APP 3 Werkwoorden die eindigen op -RE Passé composé
Tip:
Vervoeging "avoir" en "être" (tegenwoordige tijd) herhalen indien je ze minder weet.
Slide 16 - Diapositive
www.bookwidgets.com
Slide 17 - Lien
Tu fais les exercices 16 H p. 48 en 8G p. 47
Niet af in de les? --> huiswerk voor maandag
timer
8:00
Slide 18 - Diapositive
On corrige l'exercice 16 H /A p. 48
A 1 Alicia se présente
2 Vous vous appelez
3 Tu te sens
4 Vous vous levez
5 Nous nous entrainons
6 Tu te moques de
Slide 19 - Diapositive
On corrige l'exercice 16 H /B p. 48
B 1 Laura dit : « Je me suis habillée en cinq minutes. »
Laura zegt : Ik heb me in vijf minuten aangekleed.
2 Tu t’es amusé, Pablo ?
Heb je je vermaakt, Pablo?
3 Vous vous êtes couchées tard, Lily et Yasmine.
Jullie zijn laat gaan slapen, Lily en Yasmine.
4 Après l’entrainement, les joueurs se sont douchés.
Na de training hebben de spelers gedoucht.
Slide 20 - Diapositive
On corrige l'exercice 8G p. 47
1 Je réponds
2 Nous entendons / On entend
3 Le professeur rend
4 Vous descendez
5 Nous perdons/On perd
6 Nathan et Théo attendent
7 Tu vends
8 j’ai vendu
Slide 21 - Diapositive
Tu as mal où?
Slide 22 - Diapositive
On révise les mots (APP1,2,4,10) Tu as mal où?
Werk samen. Travaille à 2 ou 3.
Vul het plaatje met woorden.
maak een lijst van mogelijke diagnoses. voorbeeld: un rhume , une piqure d'insecte Gebruik APP1,2,en 4.
maak een lijst van oplossingen/ medicijn Gebruik App 1,2,4
NEEM HET BLAADJE VRIJDAG WEER MEE!
timer
8:00
Slide 23 - Diapositive
On corrige l'exercice 16B page 24
1 a me
b zich
c ons
d je
2 a hij vergist zich
b wij vergissen ons
c u vergist zich of jullie vergissen je
d zij vergissen zich
3 voor, achter
Slide 24 - Diapositive
On corrige l'exercice 16C page 26
2 a s’habille
b te douches
c se lave
d se moquent de
e nous nous concentrons
Slide 25 - Diapositive
On corrige l'exercice 16C page 26
1 a me
b nous
c se
d s’
e vous
f se
Slide 26 - Diapositive
On corrige l'exercice 16C page 26
3 a me suis couché
b s’est fait mal
c vous êtes brulée madame?
d se sont entrainés
e Zut les filles. on ........ ( se tromper, voltooid deelwoord)
on s'est trompées
Slide 27 - Diapositive
On corrige l'exercice 16D page 26
A 1 Vous vous sentez comment ?
2 Il s’arrête devant la porte.
3 Nous nous levons / on se lève à huit heures du matin.
4 Tu te moques deton petit frère ?
5 Je m’entraine deux fois par semaine.
6 Elles se présentent / Ils se présentent devant la caméra.
Slide 28 - Diapositive
On corrige l'exercice 16D page 27
B 1 Il s’est trompé de date. Hij heeft zich vergist in de datum.
2 Mon père s’est brulé la main. Mijn vader heeft zijn hand verbrand.
3 Ils se sont habillés pour la fête. Zij hebben zich aangekleed voor het feest.
4 Elles se sont couchées à minuit. Ze zijn om middernacht / 12 uur ’s nachts gaan slapen.
Slide 29 - Diapositive
Tu fais l' exercice 16E page 26
Huiswerk indien niet af in de les
timer
10:00
Slide 30 - Diapositive
www.bookwidgets.com
Slide 31 - Lien
On corrige l'exercice 10 A et B page 19 et 20
A 1 een zalf
2 geneest
3 een zonnebrand
4 een kalmeringsmiddel
5 meteen
6 een recept
7 overgeven
8 keelpijn Blijven over : een medicijn (un médicament), overal (partout)
Slide 32 - Diapositive
On corrige l'exercice 10 A et B page 19 et 20
B regarder les yeux
entendre les oreilles
étudier la tête
marcher les pieds
écrire la main
manger la bouche
Slide 33 - Diapositive
On corrige l'exercice 8C page 17
1 nous attendons / on attend
2 j’entends
3 Manon répond
4 tu vends
5 vous rendez
6 ils perdent
7 ils ont perdu
8 mon ami/mon copain est descendu (het huis van être/ passé composé) MAAK EEN AANTEKENING IN JE BOEK OF SCHRIFT!!!! p. 16 en 38