Diabetes

Diabetes Mellitus 
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Diabetes Mellitus 

Slide 1 - Diapositive

Planning deze week
Terugblik op vorige week
Doelen voor deze week
Uitleg over diabetes 
Zelfstandig aan het werk met de opdracht voor deze week

Slide 2 - Diapositive

Terugblik op vorige week

Slide 3 - Diapositive

Doelen voor deze week
1. Jullie kunnen aangeven wat het verschil is tussen type 1 en type 2.
2. Jullie kunnen benoemen op welke manier diabetes behandeld kan worden
3. Jullie kunnen een dagmenu samenstellen voor iemand met diabetes type 1.

Slide 4 - Diapositive

Insuline hormoon
Hormonen zijn belangrijk voor verschillende processen in het lichaam. 
groei en ontwikkeling, puberteit en voortplanting, stofwisseling, water en zouthuishouding, gedrag, gevoel en emoties.

Slide 5 - Diapositive

Insuline hormoon
Insuline is een hormoon. 
Alvleesklier.
Heeft invloed op de glucose (suiker) huishouding van het lichaam. 

Slide 6 - Diapositive

Insuline zorgt ervoor dat glucose wordt opgenomen in de cel.
Insuline heeft een sleutelfunctie. 

Slide 7 - Diapositive

Diabetes Mellitus
Ook wel suikerziekte
onderscheidt in type 1 & type 2

Slide 8 - Diapositive

Type 1
Suikerziekte (suiker is een vorm van glucose)

Foutje in het immuunsysteem 
Het lichaam valt zichzelf aan. 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Het lichaam maakt dus geen (of niet voldoende) insuline aan. 
Gevolg --> te veel glucose in het bloed --> hyperglykemie 
(hyper = hoog)

Slide 11 - Diapositive

Hyperglycemie 
Symptomen van een "hyper"  zijn:
Moeheid/slaperigheid
Veel dorst 
Veel plassen
Droge tong

Slide 12 - Diapositive

Hypoglykemie 
Bij een "hypo" heeft het lichaam te weinig suiker.
symptomen van een hypo zijn:
wisselend humeur, honger, bleekheid, beven, slechtzien,

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Bloedglucose bepalen
Doormiddel van een vingerprik. 


Slide 15 - Diapositive

Behandeling diabetes type 1
Behandeling met medicijnen
Behandeling met insuline
Voeding
Beweging

Slide 16 - Diapositive

De opdracht
Maak een dagmenu voor iemand met diabetes type 1

Slide 17 - Diapositive

Stap 1: lees de casus over ... goed door.

Slide 18 - Diapositive

Stap 2: Ga opzoek naar informatie over diabetes type 1. Hiervoor kun je gebruik maken van de website van diabetes fonds.

Slide 19 - Diapositive

Stap 3: nu je informatie hebt over diabetes type 1, ga je een dagmenu samenstellen. Het menu moet bestaan uit:
Ontbijt
Lunch
Diner
3 tussendoortjes.

Slide 20 - Diapositive

Het dagmenu maak je in een word document. Als je klaar bent met de opdracht dan lever je die in via de elo. 

Slide 21 - Diapositive

Een hypo betekend dat iemand een te hoog bloedglucose heeft
A
Niet waar
B
Waar.

Slide 22 - Quiz

Een hyper betekend dat iemand een te lage bloedsuiker heeft
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Type 1 diabetes is niet te genezen
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Insuline wordt gemaakt door de alvleesklier
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Type 1 wordt ook wel ouderdomsdiabetes genoemd
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

suikerziekte is een ander woord voor diabetes
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Welke vorm van diabetes komt het meest voor?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2
C
Beide vormen komen even vaak voor

Slide 28 - Quiz

Insuline is:
A
Hormoon
B
Medicijn
C
Voedingsstof

Slide 29 - Quiz

Bij een hypoglykemie zijn de waarden lager dan
A
4mmol/l
B
6 mmol/l
C
10 mmol/l

Slide 30 - Quiz

Waar/nietwaar je kunt zien dat je diabetus hebt als je je vingernagel blauw is
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quiz

Diabetes komt alleen voor bij oudere mensen
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

Diabetes type 1 is te genezen
A
waar
B
niet waar

Slide 33 - Quiz

Is diabetes erfelijk?
A
ja
B
nee
C
afhankelijk van het soort

Slide 34 - Quiz

Je merkt het meteen als je diabetes type 2 hebt
A
ja
B
nee

Slide 35 - Quiz

Is er verschil tussen mannen en vrouwen diabetes?
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quiz

Hoeveel mensen in Nederland hebben diabetes?
A
1 miljoen mensen
B
1,1 miljoen mensen
C
1,2 miljoen mensen

Slide 37 - Quiz

In welke vinger mag niet geprikt worden?
A
duim
B
ringvinger
C
middelvinger

Slide 38 - Quiz

Het hebben van dorst, veel plassen en moeheid is een teken van..?
A
een hypo
B
een hyper

Slide 39 - Quiz

Waar moet insuline gespoten worden?
A
Borst
B
Buik

Slide 40 - Quiz

De bloedglucose wordt bepaald door?
A
Een druppeltje bloed
B
Een druppeltje speeksel

Slide 41 - Quiz

Mag je sporten met diabetes?
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quiz

In welke vingers mag je niet prikken voor het meten van de glucose?
A
Ringvinger
B
Middelvinger
C
Duim

Slide 43 - Quiz

Bij welke bloedsuiker ontstaat een hyper?
A
tussen 4 en 8
B
tussen 9 en 17
C
tussen 0 en 4

Slide 44 - Quiz

Slide 45 - Diapositive

Slide 46 - Diapositive