Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Lees hoofdstuk 3 in stilte !!! (mo)
timer
10:00
Slide 1 - Diapositive
Deze gebeurtenis is
A
Een indirecte oorzaak van WO I
B
Een gevolg van WO I
C
De aanleiding van WO I
D
Een directe oorzaak van WO I
Slide 2 - Quiz
Met welke oorzaak van W.O.I heeft de afbeelding te maken?
A
Militarisme
B
Bondgenootschappen
C
Wraakgevoelens
D
Nationalisme
Slide 3 - Quiz
Bij welk verschijnsel uit W.O.I past de foto?
A
wapenwedloop
B
Nationalisme
C
Centralen
D
Natiestaat
Slide 4 - Quiz
Wat hoort niet bij het communisme?
A
Een klasseloze maatschappij
B
Iedereen heeft evenveel bezit
C
Alle productiemiddelen zijn in handen van de staat
D
Extreem nationalistisch
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Vidéo
Wat is geen oorzaak van de Russische Revolutie?
A
Zeer grote groep rijke elite
B
Weinig wapens voor de soldaten
C
Hongersnood
D
Groot groep arme mensen
Slide 7 - Quiz
Wat is een planeconomie?
A
De overheid bepaalt wat bedrijven produceren
B
Bedrijven bepalen zelf wat er geproduceerd wordt
C
Hulpmiddelen die je nodig hebt om te produceren
D
Een planeconomie heeft nooit bestaan
Slide 8 - Quiz
Wat hoort er bij communisme?
A
Grote verschillen tussen arm en rijk
B
Iedereen is gelijk
Slide 9 - Quiz
Wat hoort er bij communisme?
A
Opkomen voor de rijke
B
Opkomen voor de armen
Slide 10 - Quiz
Wat hoort er bij communisme?
A
Opkomen voor de rijke
B
Opkomen voor de armen
Slide 11 - Quiz
Wat hoort bij communisme (in de sovjet-unie)
A
democratie en vrijheid van meningsuiting
B
dictatuur en terreur.
Slide 12 - Quiz
De straffen voor Duitsland waren eigenlijk wensen van Groot-Brittannië en Frankrijk. Welke straf uit het Verdrag van Versailles hoort bij welke wens?
Duitsland mag geen gevaar zij voor Frankrijk
Duitsland mag nooit een wereldmacht worden
Duitsland mag nooit meer oorlog kunnen voeren.
Duitsland moet de schade herstellen die door de oorlog is ontstaan
Duitsland mag geen soldaten hebben in de grensgebieden
Het Duitse leger mag niet meer dan 100.000 soldaten
Duitsland moet zijn koloniën afstaan
Duitsland moet geld betalen aan de geallieerden
Slide 13 - Question de remorquage
Welke producten passen goed bij een consumptiemaatschappij?
A
Zonnebril - broodrooster
B
Aandelen - Brood
C
Kleding - aandelen
D
Brood - kleding
Slide 14 - Quiz
De economische crisis in Amerika had directe en indirecte oorzaken. Wat is een directe oorzaak en wat een indirecte?
Mensen kochten producten met geleend geld
Bedrijven leenden veel geld om hun bedrijf uit te breiden
Bedrijven verkochten minder producten
directe oorzaak
indirecte oorzaak
Slide 15 - Question de remorquage
Welk kenmerk van fascisme?
A
gevoel gaat boven verstand
B
nationalisme
C
mensen zijn ongelijk
D
verheerlijking van geweld
Slide 16 - Quiz
laatste vraag:Wat is een kenmerk van het Fascisme?
A
communistisch
B
socialistisch
C
Democratisch
D
Totalitair
Slide 17 - Quiz
De economische crisis brak uit in de plaats:
A
Amsterdam
B
Berlijn
C
Tokyo
D
New York
Slide 18 - Quiz
In welke jaar vond de Beurskrach plaats?
A
1928
B
1920
C
1929
D
1939
Slide 19 - Quiz
Wat is GEEN gevolg van de economische crisis van 1929?
A
Banken gingen failliet
B
Geen vertrouwen meer in overheid
C
Werkeloosheid
D
Eerste wereldoorlog
Slide 20 - Quiz
Wat is geen punt uit de vrede van Versailles?
A
Duitsland kreeg de schuld van de oorlog
B
Duitsland mocht een groot leger houden
C
Duitsland moest de kolonien afstaan
D
Duitsland moest grondgebied afstaan
Slide 21 - Quiz
In 1929 stortte de beurs op Wall Street in. Het gevolg daarvan was een wereldwijde economische crisis. Duitsland werd door deze crisis extra zwaar getroffen.
Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde
economische crisis?
A
De Verenigde Staten hadden hun financiële hulp aan Duitsland stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
Roosevelt had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.
Slide 22 - Quiz
Finale......!!!
Slide 23 - Diapositive
In Duitsland werd Adolf Hitler de leider van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij, de NSDAP. Na de Eerste Wereldoorlog was Duitsland een democratie geworden. Hitler gaf de nieuwe, democratisch gekozen regering en de Joden de schuld van alle problemen in Duitsland. Hij wilde dat de Duitsers weer trots op hun land konden zijn en hij beloofde de maatregelen uit het Verdrag van Versailles terug te draaien. Hitler beloofde ook de werkloosheid op te lossen. Na de economische crisis van 1929 groeide de steun voor de NSDAP snel.
In Nederland richtte Anton Mussert in 1931 de NSB op. Hij wilde een einde maken aan de democratie in Nederland. Ook wilde hij Nederland groter en sterker maken door gebieden bij Nederland te voegen.
Slide 24 - Diapositive
In Duitsland werd Adolf Hitler de leider van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij, de NSDAP. Na de Eerste Wereldoorlog was Duitsland een democratie geworden. Hitler gaf de nieuwe, democratisch gekozen regering en de Joden de schuld van alle problemen in Duitsland. Hij wilde dat de Duitsers weer trots op hun land konden zijn en hij beloofde de maatregelen uit het Verdrag van Versailles terug te draaien. Hitler beloofde ook de werkloosheid op te lossen. Na de economische crisis van 1929 groeide de steun voor de NSDAP snel.
In Nederland richtte Anton Mussert in 1931 de NSB op. Hij wilde een einde maken aan de democratie in Nederland. Ook wilde hij Nederland groter en sterker maken door gebieden bij Nederland te voegen.