H3 rekenen met biljetten

Rekenen met biljetten
  • Samenstellen van bedragen
  • Biljetten optellen (totaalbedrag)
  • Biljetten wisselen 
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Rekenen met biljetten
  • Samenstellen van bedragen
  • Biljetten optellen (totaalbedrag)
  • Biljetten wisselen 

Slide 1 - Diapositive

Wel in een geldautomaat
Niet in een geldautomaat

Slide 2 - Question de remorquage

Geldautomaten in Nederland geven  alleen biljetten tot 50 euro uit. Bij de meeste automaten moeten bedragen in een veelvoud van 10 euro worden opgenomen en worden biljetten verstrekt van 10, 20 of 50 euro.  
Wil je grotere biljetten (zoals die van 100, 200 of 500 euro), dan kunt u geld opnemen bij het loket van uw bank en daar specifiek om vragen. Het minimale pinbedrag is bij de meeste geldautomaten 10 euro.

Slide 3 - Diapositive

Wat is het minimale bedrag dat je kunt opnemen bij de meeste geldautomaten in Nederland?
A
10 euro
B
50 euro
C
20 euro
D
5 euro

Slide 4 - Quiz

Welke biljetten worden verstrekt bij de meeste geldautomaten in Nederland?
A
20, 50, en 100 euro
B
10, 20, en 50 euro
C
50, 100, en 200 euro
D
5, 10, en 20 euro

Slide 5 - Quiz

Wat is het grootste dat je kunt opnemen bij een geldautomaat in Nederland?
A
200 euro
B
100 euro
C
50 euro
D
500 euro

Slide 6 - Quiz

Kun je uit een geldautomaat voor €70,- halen?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Wat kosten deze schoenen ongeveer?
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€22,-

Slide 11 - Question de remorquage

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€35,10

Slide 12 - Question de remorquage

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€17,-

Slide 13 - Question de remorquage

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€151,60

Slide 14 - Question de remorquage

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€105,10

Slide 15 - Question de remorquage

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€27,05

Slide 16 - Question de remorquage

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€160,-

Slide 17 - Question de remorquage

Schattend rekenen:

Slide 18 - Diapositive

199+321 ≈
A
500
B
400
C
520
D
420

Slide 19 - Quiz

199+321 ≈

200+320=

200+320=520

199+321 ≈520

Slide 20 - Diapositive

147+510 ≈
A
657
B
650
C
467
D
647

Slide 21 - Quiz

147+510 ≈

150+500=

150+500=650

147+510 ≈ 650

Slide 22 - Diapositive

305+689≈

Slide 23 - Question ouverte

Hoeveel biljetten van
€10,- passen er in €50,-?

Slide 24 - Question ouverte

Hoeveel biljetten van €5,-
passen er in €50,-?

Slide 25 - Question ouverte

Hoeveel biljetten van €20,-
passen er in €100,-?

Slide 26 - Question ouverte

Hoeveel biljetten €10,-
van passen er in €100,-

Slide 27 - Question ouverte

Hoeveel biljetten van €5,-
passen er in €100,-

Slide 28 - Question ouverte

Wat is evenveel
waard?
A
B
C
D

Slide 29 - Quiz

Wat is evenveel
waard?
A
B
C
D

Slide 30 - Quiz

Verdeel dit geld
over 2 personen.
Ieder krijgt..?
A
€50,-
B
€45,-
C
€40,50
D
Dit kun je niet verdelen

Slide 31 - Quiz

Wat moeten de 2 doen
om het eerlijk te
kunnen verdelen?

Slide 32 - Question ouverte

Slide 33 - Vidéo

Stel je voor dat je €50 hebt en je wilt graag drie items kopen: een T-shirt van €20, een boek van €12 en een paar schoenen van €18. Hoeveel geld houd je over nadat je deze drie items hebt gekocht?
A
€30
B
€16
C
€0
D
€10

Slide 34 - Quiz

Je gaat naar de supermarkt om boodschappen te doen. Je koopt een pak melk van 1,5 liter voor €1,29, een stokbrood van €1,49, en een zak appels van 2,5 kilogram voor €3,99. Als je €20 hebt meegenomen, hoeveel geld houd je dan over na het betalen van deze boodschappen?
A
€13,84
B
€12,23
C
€9,87
D
€15,33

Slide 35 - Quiz

Je gaat naar een pretpark en koopt een entreeticket voor €24,99. Je wilt ook graag een souvenir kopen en ziet een t-shirt dat je graag wilt hebben voor €14,99. Als je besluit om ook een snack te kopen voor €5,50, hoeveel geld houd je dan nog over van het €50 dat je hebt meegenomen?
A
€4,52
B
€5,52
C
€5,98
D
€4,00

Slide 36 - Quiz

Je gaat naar de dierentuin en koopt een toegangskaartje voor €11,50. Je koopt ook een ijsje van €2,75 en een flesje water van €1,20. Hoeveel geld heb je nog over als je €20 meeneemt?
A
€6,55
B
€5,05
C
€5,45
D
€6,95

Slide 37 - Quiz

Je wilt graag een nieuwe game kopen voor je console. De game kost €29,99. Je hebt momenteel €45,50 in je spaarpot. Hoeveel geld houd je nog over na het kopen van de game?
A
€15,51
B
€15,49
C
€14,51
D
€14,49

Slide 38 - Quiz

Je wilt een nieuw boek kopen dat €15,95 kost. Je hebt momenteel €22,50 in je portemonnee. Je besluit ook een tijdschrift te kopen voor €3,75 en een pakje kauwgom voor €1,25. Hoeveel geld heb je nog over na het kopen van deze drie items?
A
€1,55
B
€1,05
C
€2,05
D
€2,55

Slide 39 - Quiz

Heb je iets geleerd over: biljetten, rekenen met biljetten en de pinautomaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Sondage