H15 geld

Wat gaan we doen vandaag?
- Reken met geld
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 75 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen vandaag?
- Reken met geld

Slide 1 - Diapositive

Munten en biljetten
In België betaal je met de euro. Een bedrag in euro's herken je aan het woord euro of het euroteken: € dit zet je voor het bedrag.

 1 euro is 100 cent waard. 

Er zijn munten en biljetten. (contant)

Slide 2 - Diapositive

Hoeveel cent is de munt waard?
cent
cent
cent
cent
1
2
5
10
20
50
100

Slide 3 - Question de remorquage

Waar ligt meer geld?
A
.
B
.

Slide 4 - Quiz

Hoeveel geld heb je nu?
+
+
+
A
9 euro
B
10 euro
C
11 euro
D
10 cent

Slide 5 - Quiz

Hoeveel geld is het in totaal?
A
40 euro
B
43 euro
C
7 euro
D
37 euro

Slide 6 - Quiz

Bedrag
Een bedrag wordt vaak geschreven met een komma (,). Voor de komma staan de euro. Achter de komma staan de centen. 



Het pak stiften kost 2 euro en 50 cent.
Dit schrijf je als €2,50

Slide 7 - Diapositive

Hoeveel kost het (ongeveer)?

Slide 8 - Question de remorquage

Geld optellen
Je kunt euro's en centen bij elkaar 
optellen.


Slide 9 - Diapositive

Ik moet € 127,35 betalen.
Sleep het juiste geld naar het oranje vak. 

Slide 10 - Question de remorquage

Geld wisselen
Je kunt munten en biljetten wisselen voor andere munten of biljetten die evenveel waard zijn. 

                      is evenveel waard als 

Een munt van 1 euro kun je wisselen voor twee munten van 50 cent.

Slide 11 - Diapositive

Betalen
Als je gepast betaald, geef je precies het bedrag dat je moet betalen.

Daan koopt een fietsbel. Hij wil gepast betalen.

Slide 12 - Diapositive

Sleep het geld wat je nodig bent in het groene vak. Betaal gepast!
€151,60

Slide 13 - Question de remorquage

Wisselgeld
Als je niet gepast betaalt, krijg je geldterug. Dit noem je wisselgeld. Om uit te rekenen hoeveel wisselgeld je krijg, kun je aanvullen.

Slide 14 - Diapositive

Ik zit samen met een vriendin op het terras. het kost €11,90. We betalen met een briefje van €20. Hoeveel krijg ik terug?
€8,10

Slide 15 - Question de remorquage

Ik moet € 127,35 betalen. Ik betaald 150 euro. Hoeveel krijg ik terug?
Sleep het juiste geld naar het oranje vak. 

Slide 16 - Question de remorquage

Vanaf hier mag jij je rekenmachine gebruiken

Slide 17 - Diapositive

Geld op de rekenmachine
Je kunt bedragen bij elkaar optellen met een rekenmachine. Op de meeste rekenmachines toets je de komma in als punt. 

Slide 18 - Diapositive

Jan heeft € 774 in zijn spaarpot. Hij koopt een elektrische step voor € 213. Hoeveel geld heeft hij nog in zijn spaarpot?

REKEN UIT MET DE REKENMACHINE!
A
987
B
977
C
561
D
661

Slide 19 - Quiz

Rashid heeft een hoop geld in zijn spaarpot zitten. Hij heeft maar liefst 56 munten van 50 eurocent,

Hoeveel geld heeft Rashid in totaal gespaard?

REKEN UIT MET DE REKENMACHINE!
A
€ 26,-
B
€ 48,-
C
€ 52,-
D
€ 28,-

Slide 20 - Quiz

Terugblik
Geef een voorbeeld van een situatie waarin je zou moeten rekenen met geld. Leg stapsgewijs uit hoe je dit zou doen aan een klasgenoot die naast je zit.

Slide 21 - Diapositive

Huiswerk volgende week H15
Succes!

Slide 22 - Diapositive