H4.2

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Wat gaan we doen?

• herhalen 4.1
• Uitleg 4.2
• Maken 4.2 

Doelen §4.1

• Weten wat stroomsterkte is
• Weten wat spanning is
• Weten wat energie is
• Elektrisch vermogen uitrekenen 

§4.1

Spanning = U meet je in Volt = V

Stroomsterkte =   meet je in ampere = A

Spanning uit stopcontact/lichtnet = 230V in NL

I

Elektrisch vermogen

Energie die een lampje/apparaat per seconde verbruikt 

Dus hoe groter het vermogen hoe meer energie een apparaat per seconde verbruikt 

Vermogen = P in Watt= W

Elektrisch vermogen

Grootheid	afkorting	eenheid	afkorting
Stroomsterkte		Ampere	A
Spanning	U	Volt	V
Vermogen	P	Watt	W

P=U⋅I

I

Doelen §4.1

• Weten wat weerstand is 
• Weerstand kunnen berekenen 
• Weten wat de wet van ohm is 

§4.2

Weerstand = hoe moeilijk of hoe makkelijk de stroom door een lampje/apparaat kan

Hogere weerstand betekend moeilijker (soort wegversmalling) 

§4.2

Voorlamp kleine weerstand dus meer electronen per seconde erdoor = feller branden dan het achterlicht 

§4.2

Weerstand in stroomkring 

Weerstand berekenen 

Grootheid	afkorting	eenheid	afkorting
Stroomsterkte		Ampere	A
Spanning	U	Volt	V
Weerstand	R	Ohm	Ω

I

R=​I​​U​​

Oefensom

Je hebt een lampje die is aangesloten op een spanningsbron van 12V in het lampje is een stroomsterkte van 3,3 A 

Bereken de weerstand 

Verder oefenen

Maken opdracht 17 daarna bespreken

Ben je klaar start dan met 15, 16

§4.2

Bij een weerstand is er een recht evenredig verband tussen de spanning over de weerstand en de stroomsterkte in een weerstand.

U 2x zo groot dan wordt    ook 2x zo groot 

I

§4.2

§4.2

Sommige weerstanden zijn niet constant.

Verwamringselement van broodrooster 

Aan het werk

Lezen 4.2 in stilte

Maken 4.2 opdrachten:  14 t/m 20