Lesson 19

Lesson 19
What are we going to do:
1. Watch Newsround'
2.. Uitleg adverbs/adjectives
3. Oefenen adverbs/adjectives


1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Lesson 19
What are we going to do:
1. Watch Newsround'
2.. Uitleg adverbs/adjectives
3. Oefenen adverbs/adjectives


Slide 1 - Diapositive

Goal of this lesson:
1. Je weet wat het verschil is tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord.
2. Je weet wanneer je een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord moet gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Adjectives (bijv. naamwoorden)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

He is a slow walker.
My mother has a loud voice.

Slide 7 - Diapositive

Engels zelfstandig naamwoord
(noun)

Slide 8 - Carte mentale

Adverbs (bijwoorden)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.

He walked slowly.
My mother talked loudly.

Slide 9 - Diapositive

Engels werkwoord
(verb)

Slide 10 - Carte mentale

Do you see the difference?

Slide 11 - Diapositive

Adjectives

loud
slow
dangerous
bad
easy

Adverbs

loudly
slowly
dangerously
badly
easily

Slide 12 - Diapositive

"The teacher talks slowly."
Waar zegt het woord slowly iets over?

Slide 13 - Question ouverte

"That's a dangerous road."
Waar zegt dangerous iets over?

Slide 14 - Question ouverte

She drives very dangerously.
Waar zegt dangerously iets over?

Slide 15 - Question ouverte

"They sing beautifully."
Waar zegt beautifully iets over?

Slide 16 - Question ouverte

"I just bought a beautiful dress."
Waar zegt beautiful iets over?

Slide 17 - Question ouverte

sing-beautiful

Slide 18 - Diapositive

cook-bad

Slide 19 - Diapositive

shout-loud

Slide 20 - Diapositive

help-quick

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Lien

Goal of this lesson:
1. Je weet wat het verschil is tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord.
2. Je weet wanneer je een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord moet gebruiken.

Slide 23 - Diapositive