OEFENTOETS

Wat gaan we doen vandaag
Huiswerk bekijken
Oefentoets maken
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen vandaag
Huiswerk bekijken
Oefentoets maken

Slide 1 - Diapositive

Voor de toets van volgende week ben ik al begonnen
Ja
Nee

Slide 2 - Sondage

Volgende week heb ik de toets. Ik...
Ik ben er helemaal klaar voor
Ik denk dat het wel goed komt
Ik vind het best spannend
Ik heb er nog niet zoveel voor gedaan
Ik heb helemaal nog niks gedaan voor geschiedenis

Slide 3 - Sondage

Pak je werkboek
Pak je werkboek erbij
Huiswerk nog niet af? Maak het wel af voor de toets. Is heel belangrijk, ik zet ook Huiswerk vergeten
Klaar met huiswerk? Controleer jezelf via de OneNote.
Vragen? Steek je vinger op, ik loop langs
10 minuten hiervoor!

Slide 4 - Diapositive

Tips voor de toets
Leer goed de begrippen en de hoofdlijnen van de paragrafen, Gebruik daarvoor de blauwe kaders in je boek
Oefen met de verdiepingsopdrachten en kijk naar de bronopdrachten
Lees de vraag goed en herhaal de vraag in je antwoord
Wees volledig in je antwoord

Slide 5 - Diapositive

We gaan nu de oefentoets maken
Jullie doen dit in stilte als bij een echte toets
Er zouden zomaar vragen uit deze toets gesteld kunnen worden op de echte toets
Veel succes

Slide 6 - Diapositive

Welke zin of welke zinnen zijn juist?

1 De farao werd als god vereerd.
2 De landbouw in Egypte leverde heel weinig op.
3 Egyptenaren geloofden in een hiernamaals.
4 In 2000 v.C. waren er nog geen steden in Egypte.

A
1 en 3
B
Alleen 1
C
2 en 3
D
1, 3 en 4

Slide 7 - Quiz

Lees de bron en de vier onderzoeksvragen.
Voor welke vragen is de bron bruikbaar?

1 In welke tijd van het jaar overstroomde de Nijl?
2 Waardoor overstroomde de Nijl elk jaar?
3 Waarom was een groot deel van het oude Egypte onbewoond?
4 Waar waren de steden in het oude Egypte?

A
3 en 4
B
2, 3 en 4
C
2 en 3
D
1 en 4

Slide 8 - Quiz

Waarom was de Nijl voor het oude Egypte zo belangrijk?
A
Dankzij de jaarlijkse overstroming was de strook grond langs de Nijl zo vruchtbaar dat de landbouw hoge opbrengsten had.
B
De Nijl vormde een natuurlijke grens die Egypte beschermde tegen invallen van andere volkeren.
C
De Nijl was zo rijk aan vis dat er in Egypte een samenleving ontstond van jager-verzamelaars die in steden leefden.
D
De overstromingen van de Nijl zorgden voor waterkracht, die de Egyptenaren gebruikten voor het produceren van goederen in hun werkplaatsen.

Slide 9 - Quiz

Welke opmerking over de handel in Egypte is juist?
A
De Nijl was nadelig voor de handel, want de stroming van de rivier maakte handelen tussen de ene en de andere oever erg lastig.
B
Overal langs de Nijl ontstonden plaatsen, waar mensen bij elkaar kwamen om te ruilen.
C
Vanwege de grote opbrengsten kwam er steeds minder werk voor de handelaren, omdat iedereen zelf genoeg had.
D
Geen van de genoemde opmerkingen over de handel in Egypte is juist.

Slide 10 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
A
Egyptenaren wilden doden laten voortleven.
B
Grafgiften werden geplaatst in mooie sarcofagen.
C
In de grafkamers werden na de begrafenis muurschilderingen gemaakt.
D
Lichamen van alle gestorven Egyptenaren werden gemummificeerd.

Slide 11 - Quiz

Hieronder staan drie soorten samenlevingen en twee veranderingen.
Noteer de cijfers 1 t/m 5 in juiste tijdsvolgorde.

1 het ontstaan van de eerste steden
2 het ontstaan van de landbouw
3 de landbouwsamenleving
4 de landbouwstedelijke samenleving
5 de samenleving van jager-verzamelaars

A
5 --> 2 --> 3 --> 1 --> 4
B
5 --> 1 --> 3 --> 2 --> 4
C
2 --> 5 --> 3 --> 4 --> 1
D
5 --> 2 --> 1 --> 3 --> 4

Slide 12 - Quiz

Bestudeer de bron. Welke informatie kun je uit deze bron afleiden? Er zijn twee cijfers goed:

1 De Egyptenaren konden werken met glas en brons.
2 De Egyptenaren kenden het gewas druiven.
3 Druiven waren voor de Egyptenaren heel belangrijk.
4 Versieringen waren belangrijk in de Egyptische cultuur.

A
1 en 2
B
1 en 4
C
2 en 4
D
2 en 3

Slide 13 - Quiz

Volgens historici begon met het oude Egypte een nieuwe historische periode. Wat veranderde er?

1 De Egyptenaren deden niet meer aan landbouw.
2 De Egyptenaren gingen schrijven.
3 De Egyptenaren verdrongen de jager-verzamelaars.
4 In Egypte ontstond een groot rijk.
5 In Egypte ontstond een landbouwstedelijke samenleving.
6 Jagen en verzamelen was ook in Egypte belangrijk.
A
2, 4 en 5
B
1, 2 en 6
C
2, 3 en 5
D
4, 5 en 6

Slide 14 - Quiz

Bestudeer de bron.

Uit de bron blijkt dat:

A
boeren voor de farao werkten.
B
de farao oppermachtig was.
C
de farao veel ambtenaren in dienst had.
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 15 - Quiz

Lees de onderstaande vier uitspraken:
1 In het oude Egypte kon je alleen hogerop komen in de samenleving door schrijver te worden.
2 In het oude Egypte kun je moeilijk hogerop komen in de samenleving.
3 Tegenwoordig kun je hogerop komen in de samenleving door diploma's te halen.
4 Tegenwoordig kun je moeilijk hogerop komen in de samenleving.
Welke cijfers zijn juist?

A
2 en 3
B
1, 2 en 3
C
2, 3 en 4
D
3 en 4

Slide 16 - Quiz

Welke uitspraak of welke uitspraken zijn juist?

1 De Egyptenaren hadden een kalender met 365 dagen.
2 Egyptenaren bouwden alleen tempels voor de goden.
3 Meetkunde was belangrijk bij de bouw van piramides.
4 Overleden farao’s werden niet vereerd.

A
1 en 3
B
Alleen 3
C
2 en 3
D
1, 3 en 4

Slide 17 - Quiz

Bestudeer de prent.

Het bouwwerk op deze prent lijkt helemaal niet op de piramide van Cheops.
Wat is hiervoor een logische verklaring?

A
De tekenaar is nooit zelf bij de piramide van Cheops geweest.
B
De tekenaar vond de echte piramide niet mooi genoeg.
C
Het was in 1572 niet belangrijk om waarheidsgetrouw te schilderen.
D
Met perspectief tekenen was in 1572 nog heel moeilijk.

Slide 18 - Quiz

Bekijk de bron. Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1 In de bron is een schrijver te zien, één van de vele lagere ambtenaren die voor de farao werkten.
2 De uitvinding van het schrift maakte het mogelijk om het Egyptische rijk doeltreffend te besturen.
3 Schrijvers gebruikten het hiërogliefenschrift voor alledaagse zaken, zoals de administratie.
4 De bron laat zien dat de prehistorie in Egypte was afgelopen en dat de oudheid was begonnen.
A
1. juist, 2. juist, 3. onjuist, 4. juist
B
1. juist, 2. juist, 3. juist, 4. onjuist
C
1. juist, 2. juist, 3. onjuist, 4. onjuist
D
1. onjuist, 2. onjuist, 3. onjuist, 4. juist

Slide 19 - Quiz

Deze opdracht gaat over de kleine, maar machtige bovenlaag van de Egyptische samenleving.

Uit wat voor mensen bestond de machtige bovenlaag van de samenleving, de bevolkingsgroep meteen onder de farao?
A
de naaste familieleden van de farao
B
edelen, priesters en hoge ambtenaren
C
hoge militairen in het Egyptische leger
D
rijke handelaren en ondernemers

Slide 20 - Quiz

Deze opdracht gaat over de kunst en de architectuur van het oude Egypte. Kies het juiste antwoord.

Waarmee had de kunst en architectuur van het oude Egypte vaak te maken?

A
met belangstelling voor de astronomie
B
met het geloof in een leven na de dood
C
met trots op het machtige moederland
D
met de verering van de Nijl als oppergod

Slide 21 - Quiz

Juist of onjuist?

1 Grafschilderingen zoals in de bron waren versieringen en hadden geen godsdienstige betekenis.
2 De grafschilderingen lieten een ideaal leven zien, zonder ziekte, armoede en ouderdom.
3 De Egyptenaren beeldden mensen altijd op dezelfde manier af: mooi en zonder gebreken.
4 Door de eeuwen heen veranderde de Egyptische grafschilderkunst sterk.
A
1. onjuist, 2. juist, 3. juist, 4. onjuist
B
1. juist, 2. juist, 3. juist, 4. onjuist
C
1. onjuist, 2. juist, 3. juist, 4. juist
D
1. onjuist, 2. onjuist, 3. onjuist, 4. onjuist

Slide 22 - Quiz

Deze opdracht gaat over een beroemd Egyptisch bouwwerk.

Welk beroemd Egyptisch bouwwerk was één van de zeven wereldwonderen?

A
de obelisk van Heliopolis
B
de piramide van Cheops
C
de sfinx van Gizeh
D
de tempel van Aboe Simbel

Slide 23 - Quiz

Wat hebben markten met specialisatie te maken?
A
Markten zijn de oorzaak van specialisatie
B
Markten zijn het gevolg van specialisatie
C
Markten hebben niets te maken met specialisatie
D
Markten en specialisatie hebben een overeenkomst: ze kunnen alleen in een landbouwsamenleving voorkomen

Slide 24 - Quiz

Welke uitvinding markeert het begin van de oudheid?

Slide 25 - Question ouverte

Waarom kun je de cultuur van de Egyptenaren een beschaving noemen?
A
Omdat alle Egyptenaren op een beschaafde manier met elkaar omgingen.
B
Omdat de Egyptenaren in een landbouwstedelijke samenleving woonden.
C
Omdat de cultuur van de Egyptenaren zich door de wetenschap en de kunst steeds verder ontwikkelde.
D
Omdat jagen en verzamelen niet meer het belangrijkste bestaansmiddel was.

Slide 26 - Quiz

Welke zin over de grafkamers is juist?
A
De grafkamer was bedoeld om grafrovers af te leiden van het graf.
B
De ziel van de dode kon de grafkamer als huiskamer gebruiken.
C
In de grafkamer werden dode familieleden van de dode begraven.
D
Geen van de genoemde antwoorden over grafkamers is juist

Slide 27 - Quiz

Het hiernamaals speelde een belangrijke rol in de godsdienst van de Egyptenaren.

In welke zin staat een direct gevolg van het geloof in het hiernamaals?
A
Traditie en wetenschap werden hierdoor heel belangrijk.
B
Priesters werden minder belangrijk in Egyptische samenleving
C
Graven werden steeds mooier gemaakt en grafgiften werden meegegeven
D
De Egyptenaren gingen in meerdere goden geloven

Slide 28 - Quiz

Een stelling: "De Egyptische samenleving was een heel oneerlijke samenleving als je kijkt naar de sociale indeling".

Welke zin is een argument voor deze stelling?

A
De verschillen in sociale positie waren op heel veel verschillende manieren te zien.
B
Vaak stond bij je geboorte al vast tot welke sociale groep je behoorde.
C
Vrouwen vormden de laagste groep enkel en alleen omdat ze vrouw waren.
D
Zelfs als je heel goed was in je werk, kon je niet naar een hogere sociale groep.

Slide 29 - Quiz

Lees de tekst.

⇒Welke woorden moeten gekozen worden om het verhaal kloppend te maken? Kies het juiste antwoord
Gebruik de tekst
A
A = oorzaak B = gevolg
B
A = oorzaak B = oorzaak
C
A = gevolg B = gevolg
D
A = gevolg B = oorzaak

Slide 30 - Quiz

In het oude Egypte ontstaan er op den duur nieuwe beroepen.

⇒Waarom ontstaan er in Egypte nieuwe beroepen?

Slide 31 - Question ouverte

⇒Wat had men nodig om te zorgen dat alles goed ging met de landbouw?
A
Handige mensen
B
Rijke mensen
C
Bestuur
D
Goden

Slide 32 - Quiz

⇒Wat is irrigatielandbouw?
A
Landbouw waarbij de boeren de taken verdeelden.
B
Landbouw waarbij het land bevloeid werd dankzij een stelsel van kanalen en dijken.
C
De verplaatsing van landbouw naar de Nijldelta.
D
Landbouw waarbij de ambtenaren het voor het zeggen hadden.

Slide 33 - Quiz

Bekijk de bron

⇒Wat zie je op de afbeelding?
Gebruik de bron

Slide 34 - Question ouverte

Bekijk de bron

⇒Welk ‘raadsel’ loste de ontcijfering van dit voorwerp op?
Gebruik de bron

Slide 35 - Question ouverte

Bekijk de bron

⇒Welke god is hier afgebeeld?
Gebruik de bron

Slide 36 - Question ouverte

1.
2.
4.
3.
5.
slaven
Farao
priesters
boeren
Ambachtslieden
hoge ambtenaren
handelaren
lage ambtenaren
edelen
landarbeiders

Slide 37 - Question de remorquage

Noem twee dingen die Egyptenaren deden om te zorgen dat een dode goed kon doorleven in het hiernamaals.

Slide 38 - Question ouverte

Mummificeren was een hele klus.
 Wat is de juiste volgorde om een lijk te mummificeren?
Sleep ze op volgorde
1
2
3
4
5

Slide 39 - Question de remorquage

Wat is de hoofdstad van Egypte? Schrijf je antwoord op.

Slide 40 - Question ouverte

Waarom was de vondst van het graf van Toetanchamon zo belangrijk?
A
Het graf lag verstopt in het Dal der Koningen.
B
Het graf was niet leeggeroofd. En dus konden we er veel informatie vandaan halen.
C
Het graf was niet leeggeroofd. En dus konden we de spullen voor veel geld verkopen.
D
Dan wisten ze waar hij begraven lag

Slide 41 - Quiz

In de reisbrochure staat de volgende foto. Bij welk nummer is die gemaakt.
2
4
1
3
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 42 - Quiz

Water wordt naar akkers gebracht via kanalen en dijken.
A
Delta
B
Landbouw
C
Irrigatielandbouw
D
Verzilting

Slide 43 - Quiz