Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
2. WWspelling - pvvt
Werkwoordspelling
1 / 35
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
35 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Werkwoordspelling
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Persoonsvorm
verleden tijd
Slide 3 - Diapositive
Persoonsvorm
verleden tijd
Wat zijn
sterke
en
zwakke
werkwoorden?
Slide 4 - Diapositive
Wat zijn sterke en zwakke werkwoorden?
Slide 5 - Question ouverte
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
lezen
fietsen
schijnen
klappen
slaan
reizen
snuiven
spelen
vallen
bedanken
blazen
sturen
Slide 6 - Question de remorquage
Persoonsvorm
verleden tijd
Spelling van
zwakke
werkwoorden
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
timer
1:00
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
timer
1:00
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Zet de zin in de verleden tijd.
Noteer alleen de persoonsvorm
De meeste kiezers stemmen tegen het voorstel.
Slide 16 - Question ouverte
Zet de zin in de verleden tijd.
Noteer alleen de persoonsvorm
Het geluid schalt door de ruimte.
Slide 17 - Question ouverte
Zet de zin in de verleden tijd.
Noteer alleen de persoonsvorm
Marit vermaakt zich goed tijdens het uitje.
Slide 18 - Question ouverte
Zet de zin in de verleden tijd.
Noteer alleen de persoonsvorm
De supporters juichen de spelers toe.
Slide 19 - Question ouverte
Zet de zin in de verleden tijd.
Noteer alleen de persoonsvorm
De vinger van Iris bloedt flink.
Slide 20 - Question ouverte
Zet de zin in de verleden tijd.
Noteer alleen de persoonsvorm
We hoeven niet meer te eten.
Slide 21 - Question ouverte
Welke persoonsvorm (tt) is goed gespeld?
A
Ze beweerdt dat het normaal is.
B
Ze beweert dat het normaal is. Ze beweert dat het normaal is.
C
Ze beweerd dat het normaal is.
D
Ze beweertd dat het normaal is.
Slide 22 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Vorige week wachtten we een uur op hem.
B
Vorige week wachten we een uur op hem.
C
Vorig week wacht we een uur op hem.
D
We wachten vorige week een uur op hem.
Slide 23 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Gisteren kost dat minder dan vandaag.
B
Gisteren koste dat minder dan vandaag.
C
Gisteren kosste dat minder dan vandaag.
D
Gisteren kostte dat minder dan vandaag.
Slide 24 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Je postte die brief niet op tijd.
B
Je potst die brief niet op tijd.
C
Je poste die brief niet op tijd.
D
Je posste die brief niet op tijd.
Slide 25 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Ik haaste me om op tijd te zijn.
B
Ik haasste me om op tijd te zijn.
C
Ik haastten me om op tijd te zijn.
D
Ik haastte me om op tijd te zijn.
Slide 26 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Vorige week landde er twee vliegtuigen.
B
Vorige week landen er twee vliegtuigen.
C
Vorige week landden er twee vliegtuigen.
D
Vorige week landt er twee vliegtuigen.
Slide 27 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Afgelopen zomer verbrandden hij bij de eerste zonnestralen.
B
Afgelopen zomer verbrandde hij bij de eerste zonnestralen.
C
Afgelopen zomer verbrandt hij bij de eerste zonnestralen.
D
Afgelopen zomer verbrand hij bij de eerste zonnestralen.
Slide 28 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Hersteld je kleermaker die dure jas?
B
Hersteldt je kleermaker die dure jas?
C
Herstelt je kleermaker die dure jas?
D
Herstel je kleermaker die dure jas?
Slide 29 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Het gebeurt zoals zij het zegt.
B
Het gebeurdde zoals zij het zegt.
C
Het gebeurd zoals zij het zegt.
D
Het gebeurdt zoals zij het zegt.
Slide 30 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Hij betaald de rekening.
B
Hij betaalt de rekening.
C
Hij betaaldt de rekening.
D
Hij betaaldde de rekening.
Slide 31 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Gisteren verhuiste ze naar een andere stad.
B
Gisteren verhuist ze naar een andere stad.
C
Gisteren verhuisdde ze naar een andere stad.
D
Gisteren verhuisde ze naar een andere stad.
Slide 32 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Snijd je moeder het vlees alvast?
B
Snijdt je moeder het vlees alvast?
C
Snijt je moeder het vlees alvast?
D
Snijdde je moeder het vlees alvast?
Slide 33 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Mijn vriend en ik bereikte ons doel.
B
Mijn vriend en ik bereikten ons doel.
C
Mijn vriend en ik bereikden ons doel.
D
Mijn vriend en ik bereikde ons doel.
Slide 34 - Quiz
Welke persoonsvorm is goed gespeld?
A
Afgelopen week lachten wij om die mop.
B
Afgelopen week lachte wij om die mop.
C
Afgelopen week lachen wij om die mop.
D
Afgelopen week lachden wij om die mop.
Slide 35 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
2. WWspelling - pvvt
Janvier 2023
- Leçon avec
44 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Les 2 - pvvt
Octobre 2022
- Leçon avec
33 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Persoonsvorm (tt en vt)
Novembre 2023
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, havo
Leerjaar 1
Spelling persoonsvorm in de vt
Juin 2019
- Leçon avec
25 diapositives
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Oefentoets taalverzorging mh1
Février 2023
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
De verleden tijd van zwakke werkwoorden
Juin 2021
- Leçon avec
14 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Zaterdag 18 mei 2024 Herhaling werkwoordspelling
Mai 2024
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
Secondary Education
Age 12,13
2. WWspelling - pvvt 1Va
Janvier 2021
- Leçon avec
22 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1