Both gebruik je om te benadrukken dat het voor elk van twee geldt. Let op: Both....and (= zowel...als)
Either = de een en/of de andere / een van de twee. Let op: Either ... or (=of....of....)
Neither = geen van beide(n) Let op: Neither....nor (=noch...noch...)
Each/every = elk(e). Each legt de nadruk op elke persoon of elk ding afzonderlijk. Every gebruik je als je denkt aan mensen of dingen tezamen, in een groep. Let op: Each other = elkaar en each = per stuk
No en None = geen. No ze je voor een zelfstandig naamwoord,. None gebruik je als het alleen staat of gevolgd wordt door of....