TA thema 2 les 4: punt, uitroepteken, vraagteken

Thema 2 les 4
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Thema 2 les 4

Slide 1 - Diapositive

Wat mis je in deze tekst?

Slide 2 - Diapositive

Welke leestekens zijn er?

Slide 3 - Carte mentale

Soorten zinnen
Aan het eind van een vertelzin staat een punt.  .
Aan het eind van een vraagzin staat een vraagteken. ?
Aan het eind van een zin met een gebod staat een uitroepteken. !

Slide 4 - Diapositive

Vandaag gaan we nog een keertje oefenen met leestekens zetten zonder leestekens kun je zinnen als deze moeilijker lezen
WELK LEESTEKENs MIS JE?
A
vraagtekens
B
uitroeptekens
C
punten
D
van alles wat

Slide 5 - Quiz

Typ de zin over en voeg de leestekens toe:
Zijn vriendschappen tussen dieren wel zo bijzonder ze komen best vaak voor

Slide 6 - Question ouverte

Typ de zin over met de juiste leestekens:
Kijk naar onze kip die is bevriend met een konijntje

Slide 7 - Question ouverte

Typ de zin over met de juiste leestekens:
Zijn moeder is dood daarom zorgt zij voor hem

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf over. Zet leestekens waar dat moet.

Als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 9 - Question ouverte


bekijk en lees 
de strip

Slide 10 - Diapositive

Wie zegt wat?
Wie zegt de zinnen waarin iets gevraagd wordt?
Wie zegt de zinnen waarin je iets moet doen?
Wie zegt de zinnen waarin iets verteld wordt?
juf
Maura
Seger

Slide 11 - Question de remorquage

Een punt gebruik je aan het einde van een zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Wat is dit voor een zin?

Wie heeft de koekjes opgegeten?
A
een vraagzin
B
een zin met een gebod
C
een vertelzin

Slide 13 - Quiz

Wat moet er achter de zin staan?
Ga staan
A
.
B
!
C
?

Slide 14 - Quiz

Wat moet er achter de zin staan?
De hond loopt over straat
A
.
B
!
C
?

Slide 15 - Quiz

Wat moet er achter de zin staan?
Wil jij even een lepel uit de keuken pakken
A
.
B
!
C
?

Slide 16 - Quiz

Wat moet er achter de zin staan?
Het is niet warm buiten
A
?
B
.
C
!

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Wat vond je van de les?
A
B
C
D

Slide 19 - Quiz