Havo 1 Oefentoets 4.3 en 4.4

Oefentoets 
4.3 Grammatica
4.4 Spelling
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets 
4.3 Grammatica
4.4 Spelling

Slide 1 - Diapositive

Grammatica

Slide 2 - Diapositive

Is de een onbepaald lidwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Kan een bijwoord iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Is Middelharnis een zelfstandig naamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

De geschiedenis gaat over het land Katoren.
Wat voor woord is geschiedenis?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 6 - Quiz

De geschiedenis gaat over het land Katoren.
Wat voor woord is over?
A
lidwoord
B
bijwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 7 - Quiz

De geschiedenis gaat over het land Katoren.
Wat voor woord is Katoren?
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quiz

Ze begint op een nacht, zeventien jaar geleden.
Wat voor woord is op?
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 9 - Quiz

Ze begint op een nacht, zeventien jaar geleden.
Wat voor woord is een?
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 10 - Quiz

Voor de koning was het de laatste nacht.
Wat voor woord is laatste?
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 11 - Quiz

Het had hem altijd meegezeten.

Wat voor woord is altijd?
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 12 - Quiz

Hij stierf op jonge leeftijd.

Wat voor woord is stierf?
A
werkwoord
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Quiz

Een vriendelijk en gelukkig man was hij geweest.
Wat voor woord is vriendelijk?
A
werkwoord
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quiz

Een vriendelijk en gelukkig man was hij geweest.
Wat voor woord is gelukkig?
A
werkwoord
B
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quiz

Spelling

Slide 16 - Diapositive

1. Schrijf op wat je hoort!

Slide 17 - Question ouverte

2. Schrijf op wat je hoort!

Slide 18 - Question ouverte

3. Schrijf op wat je hoort!

Slide 19 - Question ouverte

4. Schrijf op wat je hoort!

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het meervoud van horoscoop?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het meervoud van baby?

Slide 22 - Question ouverte

Wat is het meervoud van auto?

Slide 23 - Question ouverte

Wat is het meervoud van museum?

Slide 24 - Question ouverte

Maak van het woord tussen haakjes een bijvoeglijk naamwoord.
Het (zilver) ... bestek.

Slide 25 - Question ouverte

Maak van het woord tussen haakjes een bijvoeglijk naamwoord.
De (gewoon) ... werkdag.

Slide 26 - Question ouverte

Maak van het woord tussen haakjes een bijvoeglijk naamwoord.
De (tandeloos) ... mond.

Slide 27 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van foto?

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van jongen?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van ski?

Slide 30 - Question ouverte

Wat is juist?
Ons studentenhuis bestaat uit ... personen.
A
6
B
zes

Slide 31 - Quiz

Wat is juist?
Bak de koekjes ... minute in de oven.
A
10
B
tien

Slide 32 - Quiz

Wat is juist?
Ik fiets gemiddeld ... kilometer per uur.
A
12
B
twaalf

Slide 33 - Quiz

Einde

Slide 34 - Diapositive