Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Spelling: thema 3
spelling: thema 3
1 / 27
suivant
Slide 1:
Diapositive
Spelling
Lager onderwijs
Cette leçon contient
27 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
spelling: thema 3
Slide 1 - Diapositive
Wat leerden we?
Slide 2 - Carte mentale
De apostrof
Slide 3 - Diapositive
WR- woorden
WR-woorden
Je hoort een VR maar schrijft een WR
wrat, wrak, wraak, wreed,...
VR-woorden
Je hoort een VR en schrijft een VR
vriendschap, vreselijk, vriendelijk,...
Slide 4 - Diapositive
Werkwoorden in de T.T.
Slide 5 - Diapositive
Dictee
A
wreugde
B
vreugde
Slide 6 - Quiz
Dictee
A
vriemelen
B
wriemelen
Slide 7 - Quiz
Dictee
A
bevriezen
B
bewriezen
Slide 8 - Quiz
Dictee
A
autowrak
B
autovrak
Slide 9 - Quiz
Dictee
A
vroeging
B
wroeging
Slide 10 - Quiz
Dictee
A
vroeging
B
wroeging
Slide 11 - Quiz
Schrijf het woord opnieuw maar dan korter. (zijn)
Slide 12 - Question ouverte
Schrijf het woord opnieuw maar dan korter. (des morgens)
Slide 13 - Question ouverte
Schrijf het woord opnieuw maar dan korter. (het is)
Slide 14 - Question ouverte
Schrijf het woord opnieuw maar dan korter. (mijn)
Slide 15 - Question ouverte
Schrijf het woord opnieuw maar dan korter. (mijn)
Slide 16 - Question ouverte
Welke zin klopt?
A
'S morgens poets in mijn tanden.
B
's Morgens poets in mijn tanden.
Slide 17 - Quiz
Welke zin klopt?
A
't Is donderdag vandaag.
B
'T is donderdag vandaag.
Slide 18 - Quiz
Schrijf het woord in het meervoud. (baby)
Slide 19 - Question ouverte
Schrijf het woord in het meervoud. (auto)
Slide 20 - Question ouverte
Schrijf het woord in het meervoud. (café)
Slide 21 - Question ouverte
Welk werkwoord hoort thuis in de zin?
Jonas ...... elke dag met de fiets.
A
reid.
B
reidt
C
rijdt
D
rijd
Slide 22 - Quiz
Welk werkwoord hoort thuis in de zin?
Ik ........ de kaarten door elkaar.
A
schudt.
B
schud
C
schut
D
schuut
Slide 23 - Quiz
Welk werkwoord hoort thuis in de zin?
Onze kachel ...... elke avond.
A
brandt
B
braad
C
brant
D
brand
Slide 24 - Quiz
Welk werkwoord hoort thuis in de zin?
Ik ...... dat jij een mooie rok draagt.
A
vindt
B
vind
Slide 25 - Quiz
Oefenen maar!
Neem je wisbordje
Dicteer 5 woorden uit je boek (spelling p 2-15)
Verbeter grondig
Wissel van rol
timer
5:00
Slide 26 - Diapositive
dun
blij
stout
klein
boos
groot
dik
flink
Slide 27 - Question de remorquage
Plus de leçons comme celle-ci
Spelling: thema 3
Novembre 2024
- Leçon avec
13 diapositives
Spelling
Lager onderwijs
samenvatting
Janvier 2023
- Leçon avec
19 diapositives
Remedial Teaching
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Entreeticket - Spelling van het werkwoord
Avril 2024
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Spelling
Août 2022
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Hoger onderwijs
De spelling van de werkwoorden
Mai 2024
- Leçon avec
38 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Apostrof DEEL 2
Février 2024
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
De DT-regel in het Nederlands
Mars 2023
- Leçon avec
13 diapositives
2OK Zelftoets T5T6
Février 2023
- Leçon avec
40 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs