Herhaling huishoudkunde periode 4

Herhaling huishoudkunde 
Thema 5 werkzaamheden gericht op voeding
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
SkillsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling huishoudkunde 
Thema 5 werkzaamheden gericht op voeding

Slide 1 - Diapositive

Je lichaam heeft voeding nodig. Voeding heeft verschillende functies.

Noem de drie lichamelijke functies van voeding.

Slide 2 - Question ouverte

' Je bent gevallen en hebt een grote wond op je knie. Het is verstandig om eiwit verrijkte voeding te nuttigen.'

Over welke functie van voeding gaat het hier?
A
Opbouw en herstel van het lichaam
B
Levert energie om te kunnen functioneren
C
Zorgt dat alle lichaamsprocessen goed verlopen

Slide 3 - Quiz

Welke van deze voedingsstoffen levert de meeste energie?
A
Vetten
B
Koolhydraten
C
Eiwitten
D
Mineralen

Slide 4 - Quiz

Sommige voedingsstoffen geven vooral energie.

Noem de drie energieleverende voedingsstoffen.

Slide 5 - Question ouverte

In voeding zitten verschillende voedingsstoffen.

Wat vind je in welke voeding?
Groente

Vlees

Brood

Vet

Drank
Vitamine C
Eiwit
Koolhydraten
Vitamine A, D en E
Water

Slide 6 - Question de remorquage

Voedingsstoffen helpen je lichaam op verschillende manieren.
Verbind de voedingsstoffen met de juiste werking.
Regelt de lichaamstempratuur
Zorgt voor sterk tandglazuur
Beschermt tegen bloedarmoede
Nodig om kalk in botten vast te leggen
Helpt bij de opname van ijzer in het bloed
Is voornamelijk een bouwstof
Levert vooral energie
Water 
Fluoride 
IJzer
Vitamine D
Vitamine C
Eiwit
Zetmeel

Slide 7 - Question de remorquage

Van bedorven voedsel kun je ziek worden.

Noem drie mogelijke oorzaken van voedselbederf.

Slide 8 - Question ouverte

Wat zijn micro-organismen?

Slide 9 - Question ouverte

Door hygiënisch te werken probeer je besmetting te voorkomen.

Om welke besmetting gaat het in de volgende situaties?
Eric snijdt de vis op een snijplank, daarna gaat hij door met de uien.
A
Herbesmetting
B
Kruisbesmetting

Slide 10 - Quiz

Door hygiënisch te werken probeer je besmetting te voorkomen.

Om welke besmetting gaat het in de volgende situaties?
Alex legt de gebakken schnitzel op het bord naast de nog te bakken schnitzels.
A
Herbesmetting
B
Kruisbesmetting

Slide 11 - Quiz

Waarin staan de maatregelen die een bedrijf neemt om de voedselveiligheid te waarborgen?


A
HACCP
B
Schoonmaakplan
C
Werkprotocol
D
Voedselveiligheidsplan

Slide 12 - Quiz

Welke drie handelingen doe je vóór je het serviesgoed op tafel zet?


Slide 13 - Question ouverte

Bij het tafeldekken gelden de volgende regels.

Vul de juiste woorden in.
Een mes ligt aan de ....... van de tafel.
A
Linkerkant
B
Rechterkant
C
Bovenkant
D
op het bord

Slide 14 - Quiz

Bij het tafeldekken gelden de volgende regels.

Vul de juiste woorden in.
Een vork ligt met de tanden naar...........
A
Beneden
B
Boven

Slide 15 - Quiz

Bij het tafeldekken gelden de volgende regels.

Vul de juiste woorden in.
Bestek voor het nagerecht ligt........... het bord.
A
Boven
B
Beneden

Slide 16 - Quiz

Bij het tafeldekken gelden de volgende regels.

Vul de juiste woorden in.
Een vork ligt aan de ..... van het bord
A
Beneden
B
Rechterkant
C
Linkerkant
D
Bovenkant

Slide 17 - Quiz

Schrijf op waarom sfeer tijdens de maaltijd belangrijk is voor mensen in een instelling.


Slide 18 - Question ouverte

Hoe je koffiezet, hangt af van het apparaat dat je gebruikt.

Welke apparaat hoort hierbij?
Zet je veel koffie mee, duurt wel wat langer.
A
Volautomatische koffiemachine
B
Snelfilterapparatuur
C
Rondfilterapparatuur

Slide 19 - Quiz

Hoe je koffiezet, hangt af van het apparaat dat je gebruikt.

Welke apparaat hoort hierbij?
Zet je snel koffie mee, 2 tot 4 liter.
A
Volautomatische koffiemachine
B
Snelfilterapparatuur
C
Rondfilterapparatuur

Slide 20 - Quiz

Hoe je koffiezet, hangt af van het apparaat dat je gebruikt.

Welke apparaat hoort hierbij?
Komt volautomatisch koffie uit
A
Volautomatische koffiemachine
B
Snelfilterapparatuur
C
Rondfilterapparatuur

Slide 21 - Quiz