Kruisingen

11.3 Kruisingen
Hoe werk je een kruising uit?
Hoe werkt een stamboom?

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

11.3 Kruisingen
Hoe werk je een kruising uit?
Hoe werkt een stamboom?

Slide 1 - Diapositive

chromosomen 
  • Dit is een chromosomenportret
  • Mensen hebben 23 paren chromosomen.
  • Totaal 46 chromosomen.
  • De paren zijn gelijk, behalve de geslachtschromosomen  (bij de man XY en vrouw XX)

Slide 2 - Diapositive

Alles op een rijtje
  • Een eigenschap wordt weergegeven met een letter
  • Je hebt een eigenschap 
  • Homozygoot: twee keer dezelfde letter (AA of aa).
  • Heterozygoot: twee verschillende letters (Aa).
  • Dominant: overheersende eigenschap (A).
  • Recessief: wordt overheerst door dominant gen (a).
  • P-generatie: parents, de ouders.
  • F1-generatie: de eerste generatie nakomelingen.
  • F2-generatie: de tweede generatie nakomelingen

Slide 3 - Diapositive

Kruisingen: bepaal de letters
Wit is recessief (b) / Zwart is dominant (B)

Zwarte heterozygote cavia x Zwarte heterozygote cavia

Witte cavia x Zwarte homozygote cavia

Zwarte homozygote cavia x Zwarte heterozygote cavia

Slide 4 - Diapositive

Maak een kruisingsschema voor deze ouders
(BB x Bb)
Genotype:                                       Kruisingsschema:
Moeder: BB
Vader: Bb

Slide 5 - Diapositive

Kruising
Opschrijven (uitwerken) van een kruising

Stap 1:
Begin met ouders.
Geef je aan met: P
Vul fenotype en genotype in.

Slide 6 - Diapositive

Kruising
Stap 2:
Vul geslachtscellen in. 

Stap 3:
Maak een kruisingsvierkant voor nakomelingen (F1).
Bepaal uitkomst met kans.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Kruisingsschema invullen
Twee heterozygote organismen krijgen nakomelingen hoe ziet dit krusingsschema er uit?

Slide 9 - Diapositive

aa
Aa
Aa
AA
A
a
A
a

Slide 10 - Question de remorquage

 Oefenopgave 1

Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s (heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben? 

Maak nu een kruisingschema met de volgende onderdelen:
P:  ouder1 x ouder2
F1: het kruisingsschema zoals voorgedaan in de vorige dia

Slide 11 - Diapositive

Antwoord 1
P: Zz x Zz
F1:



Dus 25% wit haar

Slide 12 - Diapositive

Oefenopgave 2
Krullend haar (A) is dominant boven stijl haar (a). Wat is de fenotypeverhouding in de F1 bij de kruising: 
P: Aa x aa?

Werk deze kruising uit met een kruisingstabel en geef het antwoord op de vraag?

Slide 13 - Diapositive

Antwoord 2
F1:



Fenotypeverhouding: Krullend:Stijl = 1:1

Slide 14 - Diapositive

Een homozygoot dominante bruine hengst en een grijze merrie krijgen een bruine veulen.

Wat kan het genotype zijn van deze veulen?
A
aa of Aa
B
Aa of AA
C
Aa
D
aa

Slide 15 - Quiz

Wat is de verhouding van het genotype in de F1?
A
1:3
B
1:2:1
C
1:1:1:1
D
1:1

Slide 16 - Quiz

Twee ouders krijgen een kind.
Het kind heeft blond haar.
Blond haar is recessief.
Wat is het genotype van de ouders?
A
bb x bb
B
Bb x Bb
C
BB x bb
D
Bb x bb

Slide 17 - Quiz

Bij parkieten is het gen voor groene veren recessief. Een heterozygoot rode parkiet wordt gekruist met een groene parkiet. Hoe groot is de kans dat er een groene parkiet uit het ei komt?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 18 - Quiz

Intermediaire kruising

Slide 19 - Diapositive

 Intermediaire kruising

  • Bijvoorbeeld, bij kruising van een rode bloem met een witte bloem krijg je een roze bloem.
  • Andere manier van noteren: 
        P: ArAr x AwAw
F1: 

Slide 20 - Diapositive