Kracht/ Druk

Krachten / Druk
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Krachten / Druk

Slide 1 - Diapositive

Verschil tussen kracht en druk?
Een kracht oefen je uit op een voorwerp.
De kracht wordt uitgedrukt in Newton.

Druk is de kracht die een voorwerp uitoefent op een oppervlakte.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Zwaartekracht berekenen:

Om de zwaartekracht op een voorwerp te berekenen gebruik je de formule:

Waar g = 9,81 N/kg

Fz=mg

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Druk in de praktijk: 
de naaldhakken van Angelina Jolie en een olifantenpoot

Slide 9 - Diapositive

Angelina Jolie
 Angelina weegt ongeveer 60 kg.
De oppervlakte van een hak is 0,0005 m².


 Hoe groot is de zwaartekracht die Angelina uitoefent: ?
Hoeveel oppervlakte hebben beide naaldhakken: ?

Hoe groot is nu de druk: ?

Slide 10 - Diapositive

Olifant
 Een mannetjesolifant weegt ongeveer 5000 kg.
De oppervlakte van een poot is 0,025 m².

 Hoe groot is de zwaartekracht die de olifant uitoefent: ?
Hoeveel oppervlakte hebben 4 poten samen: ?

Hoe groot is nu de druk: ?

Slide 11 - Diapositive

Wat is de eenheid van kracht?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 12 - Quiz

Wat is de eenheid van druk?
A
Newton
B
Kilogram
C
Newton per vierkante meter
D
Watt

Slide 13 - Quiz

Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte

Slide 14 - Quiz

Een vrachtwagen moet door een modderig terrein om de lading te lossen. Hoe kan de chauffeur er voor zorgen dat de banden minder diep in de modder komen te zitten?
A
De banden verbreden
B
De banden versmallen
C
Minder banden
D
kleinere banden

Slide 15 - Quiz

Waarom zak je minder in de sneeuw met ski's?
A
Je zwaartekracht wordt minder
B
Je zwaartekracht wordt meer
C
Je oppervlak met de sneeuw wordt kleiner
D
Je oppervlak met de sneeuw wordt groter

Slide 16 - Quiz

0

Slide 17 - Vidéo

Reken om:
0,5 bar = …...N/m2
A
50.000
B
50,00
C
500.000
D
500

Slide 18 - Quiz

Reken om:
30 psi = …...N/m2
A
2,1
B
210.000
C
210
D
0,0021

Slide 19 - Quiz

absolute druk, luchtdruk en onder en overdruk. Welke druk meten we met een manometer?
A
luchtdruk
B
overdruk
C
absolute druk
D
geen druk

Slide 20 - Quiz

Kracht en druk
Een glaspaat (40x60cm) ligt op 4 klosjes op de grond.
de luchtdruk bedraagt 1035 mbar
hoe bereken je de kracht
op die glasplaat?

Slide 21 - Diapositive

Kracht en druk
eerst reken je de luchtdruk om naar N/m2
1035 mbar = 103.500 N/m2

Slide 22 - Diapositive

Kracht en druk
dan de opervlakte:
0.4 x 0.6 mtr = 0,24 m2

Slide 23 - Diapositive

Kracht en druk
pas de formule toe:
F = p x A
F = 103500 x 0.24
F = 24840 N

Slide 24 - Diapositive

Kracht en druk
gegeven:
dieselmotor heeft 6 cilinders
de diameter van 1 cilinder is 85 mm
de druk net na de verbranding is 55 bar
reken de kracht op de zuiger uit?

Slide 25 - Diapositive

de kracht op de zuiger:
diameter 85 mm/druk 55 bar
Tip
oppervlakte cirkel = 1/4 x π x d2  of π x r2  of  π x r x r

Slide 26 - Question ouverte

evaluatie
1 bar is ....N/m2?
7 bar is ....Psi??
hoe bereken we de kracht op een oppervlakte?
wat moet je daar voor weten?

Slide 27 - Diapositive

lees Druk


Slide 28 - Diapositive