24 oktober + 27 oktober verwijswoorden

Welkom in de les


Jas in kluisje
Telefoon in telefoontas
Boek, etui en aantekeningenschrift op tafel
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom in de les


Jas in kluisje
Telefoon in telefoontas
Boek, etui en aantekeningenschrift op tafel

Slide 1 - Diapositive

DEZE, DIE, DAT, DiT, HIJ, ZIJ, HET, ZE, HEM, HAAR, HEN
Dit zijn verwijswoorden.

Je gebruikt deze verwijswoorden om te verwijzen naar iemand die of iets wat 
eerder genoemd is.

Slide 2 - Diapositive

Na deze les
- kun je verwijswoorden correct toepassen in zinnen.

Slide 3 - Diapositive

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is ,of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 4 - Diapositive

Bijvoorbeeld:
Rens pakt zijn jas. Rens trekt de jas aan.

Je kunt dit korter zeggen:
Rens pakt zijn jas. Deze trekt hij aan.

Je gebruikt hij voor Rens, en deze voor zijn jas.

Slide 5 - Diapositive

Lees de volgende zinnen. Wat valt je op?
Pieter loopt naar de deur. Hij doet de deur open en neemt een pakketje aan van de postbezorger. Pieter legt het op de tafel. Het is voor zijn moeder en hij is nieuwsgierig. Is het echt voor haar of misschien toch voor hem?

Slide 6 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoord
Ik heb mijn jas uitgetrokken.
Dit is mijn fiets. 

Persoonlijk voornaamwoord

Ik heb dit boek van jou.
Dit boek is van u. 

Slide 7 - Diapositive

Lees de volgende zinnen. Wat valt je op?
Pieter loopt naar de deur. Deze staat open. Op de tafel ligt een boek. Dit laat hij liggen.

De-woorden: deze en die
Het-woorden: dit en dat.

Slide 8 - Diapositive

Hun of hen?
Hen na een 1. voorzetsel en 2. lijdend voorwerp

1. Ik geef het boek aan hen. 
1. Ik loop samen met hen naar huis. 

2. Ik vertrouw hen. (Wie vertrouw ik? Hen.)



Slide 9 - Diapositive

Hun of hen?

Hun als het een meewerkend voorwerp is zonder voorzetsel of een bezittelijk voornaamwoord. 
Het is hun boek.
Het boek is hun gegeven (meewerkend voorwerp, maar geen voorzetsel ervoor, dus hun)
Ze lopen naar huis ( en dus niet: Hun lopen naar huis).





Slide 10 - Diapositive

Hoe verwijzen?
Meervoud personen: zij, ze, hen, hun
Hij bedankt hen voor hun belangrijke werk.

Meervoud dieren/dingen: ze hun
De boeken zijn binnen, ik heb ze even op de tafel gelegd. 

Slide 11 - Diapositive

Weglatingsstreepje
jeugdarts en kinderarts: jeugd- en kinderarts

lichte dagen en donkere dagen: lichte en donkere dagen

Slide 12 - Diapositive

Aan het werk
Maken in je boek:

Opdracht 1 t/m 4 op blz. 115.
- Opdrachten weglatingsstreepje in havostof-
boekje
Eerste tien minuten in stilte. 
timer
10:00

Slide 13 - Diapositive