Hoe kan je aan budgetbeheer doen?

Bugetteren kan je leren!
Budgetteren kan je leren!
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens en samenlevingSecundair onderwijs

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Bugetteren kan je leren!
Budgetteren kan je leren!

Slide 1 - Diapositive

Inleiding
Je geld beheren, kan je leren. Om te weten wat je kan kopen, moet je eerst zien hoeveel geld je hebt.

Budgetteren is een overzicht maken van (toekomstige) inkomsten en uitgaven.

Slide 2 - Diapositive

Inkomsten
Uitgaven
ziekte-uitkering
flexijob
pensioen
winnend kraslot
erfenis
huur
gas & elektriciteit
internet/tv
lidgeld
auto

Slide 3 - Question de remorquage

Zijn inkomsten en uitgaven voor elk gezin hetzelfde?
A
Ja
B
Nee
C
Nee, enkel de inkomsten zijn hetzelfde.
D
Nee, enkel de uitgaven zijn hetzelfde.

Slide 4 - Quiz

1. Waar halen gezinnen hun geld vandaan? 

Slide 5 - Diapositive

Inkomsten

Slide 6 - Carte mentale

1. Inkomsten
Inkomsten is het geld dat je ontvangt, zoals zakgeld, loon, winst of huuropbrengst.

We kunnen twee verschillende soorten inkomsten onderscheiden:
  • Regelmatige inkomsten:  mag je op regelmatige tijdstippen verwachten
  • Eenmalige inkomsten: komen eerder onverwacht, ben je niet zeker van


Slide 7 - Diapositive

Eenmalige inkomsten
Regelmatige inkomsten
Verkoop brommer
Maaltijdcheques
Maandloon
Geld voor babysit
Kinderbijslag
Erfenis

Slide 8 - Question de remorquage

Maak kennis met de familie Appelmans! 

Slide 9 - Diapositive

Stefaan en Caroline hebben allebei een betaalde job. Dit is een....?
A
Aanvullend inkomen of vervangingsinkomen
B
Inkomen uit arbeid
C
Inkomen uit kapitaal
D
Toevallige inkomens

Slide 10 - Quiz

Voor de twee kinderen Jade en Arne ontvangt het gezin maandelijks het groeipakket (vroegere kinderbijslag). Dit is een ...?
A
Aanvullend inkomen of vervangingsinkomen
B
Inkomen uit arbeid
C
Inkomen uit kapitaal
D
Toevallige inkomens

Slide 11 - Quiz

De jaarlijkse rent op het spaarboekje van Caroline en Stefaan valt tegen. Stefaan heeft zich ingeschreven voor een online cursus beleggen. Dit zijn vormen van een ...?
A
Aanvullend inkomen of vervangingsinkomen
B
Inkomen uit arbeid
C
Inkomen uit kapitaal
D
Toevallige inkomens

Slide 12 - Quiz

Caroline koopt soms een krasbiljet van Win for life. Vorig jaar had ze prijs en won ze eenmalig € 250.
A
Aanvullend inkomen of vervangingsinkomen
B
Inkomen uit arbeid
C
Inkomen uit kapitaal
D
Toevallige inkomens

Slide 13 - Quiz

2. Waar geven gezinnen hun geld aan uit? 

Slide 14 - Diapositive

Uitgaven

Slide 15 - Carte mentale

2. Uitgaven
Uitgaven is al het geld dat je uitgeeft. 

We kunnen twee verschillende soorten uitgaven onderscheiden:
  • Vaste kosten: vast bedrag dat je wekelijks, maandelijks, jaarlijks,... moet betalen
  • Variabele kosten: bepaal je zelf (gedeeltelijk) de omvang van de kosten en het tijdstip waarop je moet betalen is niet (altijd) vast

Slide 16 - Diapositive

Variabele kosten
Vaste kosten
Telefoonabonnement
Ziekenhuisopname
Benzine
Belasting
Elektriciteit
Tabak

Slide 17 - Question de remorquage

Wat zijn volgens jou vaste uitgaven?
A
Uitgaven die vaker voorkomen maar nooit voor hetzelfde bedrag.
B
Uitgaven die altijd opnieuw voorkomen voor min of meer hetzelfde bedrag.
C
Uitgaven die je niet vaak moet doen.
D
Uitgaven die je moet doen omdat er zich plots een bepaalde situatie voordoet. Dit heb je niet in de hand.

Slide 18 - Quiz

Wat zijn volgens jou variabele uitgaven?
A
Uitgaven die vaker voorkomen maar nooit voor hetzelfde bedrag.
B
Uitgaven die altijd opnieuw voorkomen voor min of meer hetzelfde bedrag.
C
Uitgaven die je niet vaak moet doen.
D
Uitgaven die je moet doen omdat er zich plots een bepaalde situatie voordoet. Dit heb je niet in de hand.

Slide 19 - Quiz

Wat zijn volgens jou uitzonderlijke uitgaven?
A
Uitgaven die vaker voorkomen maar nooit voor hetzelfde bedrag.
B
Uitgaven die altijd opnieuw voorkomen voor min of meer hetzelfde bedrag.
C
Uitgaven die je niet vaak moet doen.
D
Uitgaven die je moet doen omdat er zich plots een bepaalde situatie voordoet. Dit heb je niet in de hand.

Slide 20 - Quiz

Wat zijn volgens jou onvoorzien uitgaven?
A
Uitgaven die vaker voorkomen maar nooit voor hetzelfde bedrag.
B
Uitgaven die altijd opnieuw voorkomen voor min of meer hetzelfde bedrag.
C
Uitgaven die je niet vaak moet doen.
D
Uitgaven die je moet doen omdat er zich plots een bepaalde situatie voordoet. Dit heb je niet in de hand.

Slide 21 - Quiz

Terug naar het gezin Appelmans! 

Slide 22 - Diapositive

Het gezin Appelmans heeft een huis gekocht en betaalt hiervoor € 750 per maand af.
A
Onvoorziene uitgaven
B
Vaste uitgaven
C
Uitzonderlijke uitgaven
D
Variabele uitgaven

Slide 23 - Quiz

Per maand spendeert het gezin Appelmans € 1000 aan boodschappen.
A
Onvoorziene uitgaven
B
Vaste uitgaven
C
Uitzonderlijke uitgaven
D
Variabele uitgaven

Slide 24 - Quiz

Stefaan gaat met de auto naar zijn werk, maar helaas heeft de motor het begeven.
A
Onvoorziene uitgaven
B
Vaste uitgaven
C
Uitzonderlijke uitgaven
D
Variabele uitgaven

Slide 25 - Quiz

Arne wordt volgend jaar 18 en droomt van een wereldreis.
A
Onvoorziene uitgaven
B
Vaste uitgaven
C
Uitzonderlijke uitgaven
D
Variabele uitgaven

Slide 26 - Quiz

3. Budgetteren
Je geld beheren, kan je leren. Om te weten wat je kan kopen, moet je eerst zien hoeveel geld je hebt...

Slide 27 - Diapositive

3. Budgetteren
Budgetteren is een overzicht maken van (toekomstige) inkomsten en uitgaven. Het is van groot belang om inzicht te krijgen in je inkomsten, maar vooral ook in je uitgaven. Pas wanneer je een zicht hebt op je inkomsten en uitgaven weet je of je de zaken die je wilt kopen, ook kan betalen. Wie voor 35 euro koopt en maar 15 euro heeft, vraagt om grote problemen.
Het is verstandig om een week-, maand- en/of jaarbudget te maken waarin alle mogelijke inkomsten verzameld worden.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Vidéo

Wat is een budgetplan?

Slide 30 - Question ouverte

Wat doe ik best met het geld dat ik over heb in de maand?

Slide 31 - Question ouverte

Kijk altijd na of er zaken zijn waarop je kan besparen. Geef een voorbeeld.

Slide 32 - Question ouverte

Ondertussen bij de familie Appelmans...
Slecht nieuws, de reparatiekosten voor de auto waarmee Stefaan elke dag gaat werken bedragen € 3000. Stefaan wil een nieuwe auto kopen, liefst een elektrische, en dit op afbetaling want het goedkoopste model kost € 25.000. Dit zou neerkomen op € 350 per maand. Mama Caroline maakt zich zorgen. Kunnen ze dit wel betalen elke maand? 

Slide 33 - Diapositive

Wat denk jij dat een auto op afbetaling kopen betekent?

Slide 34 - Carte mentale

4. Lenen
Soms willen mensen iets heel duurs kopen, zoals bijvoorbeeld een huis. Voor
veel mensen duurt het heel lang om hiervoor genoeg geld te sparen. In dat
geval kunnen ze ook geld lenen. Dat kan bij familie of vrienden, maar ook bij de bank. De bank doet dit niet gratis: ze rekent kosten en intresten aan voor die lening. 

De intrest is de vergoeding die je aan de bank betaalt in ruil voor het ter beschikking stellen van een krediet. Bovenop de som geld die je krijgt van de bank, betaal je dus nog extra geld terug. 

Niet iedereen kan zomaar een lening afsluiten: je moet minstens 18 jaar oud zijn. De bank controleert of je niet al andere leningen hebt afgesloten. Ze wil er namelijk zeker van zijn dat je de nieuwe lening ook kunt terugbetalen.

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Vidéo

4. Lenen
Checklist verantwoord lenen:
  • Denk na over een lening: heb je die wel echt nodig? Of heb je nog spaargeld dat je kan gebruiken? Misschien kan die grote aankoop ook wachten tot je het bedrag bij elkaar gespaard hebt.
  • Weet wat je aankunt: als je nu geen geld hebt om te sparen, heb je misschien ook geen geld om je krediet af te betalen. En wat zijn je toekomstplannen? Kan je volgend jaar het krediet én de intrest en andere kosten wel terugbetalen? Ook als je even wat minder inkomsten hebt.
  • Betaal eerst je oude kredieten af: vermijd nieuwe kredieten af te sluiten om oude kredieten af te betalen. Pas op dat je geen schuldenput maakt waar je niet meer uit raakt.

Slide 37 - Diapositive

4. Lenen
  • Informeer grondig naar de voorwaarden: let op de intrest die je moet betalen en op de bijkomende kosten. Zorg ook dat je weet wat er gebeurt als je het krediet niet op tijd terugbetaalt. Vergelijk de verschillende aanbiedingen.
  • Beslis niet te snel en denk nog even na voor je iets tekent: als je getekend hebt, heb je nog veertien dagen de tijd om het consumentenkrediet per aangetekende brief op te zeggen.
  • Leen niet langer dan nodig: Wil je bijvoorbeeld een auto kopen, kijk dan hoe lang de auto meegaat. Zorg dat je de looptijd van je krediet niet langer is dan de verwachte levensduur van je auto.

Slide 38 - Diapositive

Waarvoor lenen Belgen het vaakst denk je? Maak een top drie.

Slide 39 - Question ouverte

Slide 40 - Diapositive

inkomsten
uitgaven
overschot
SPAREN
tekort
LENEN

Slide 41 - Diapositive

Waar kan ik terecht als ik schulden heb?
A
OCMW
B
CAW
C
VDAB
D
KBC

Slide 42 - Quiz