4.2 de industriele revolutie

Tijd van Burgers en Stoommachines
Par 4.2  

De Industriele revolutie
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
geschiedenisBeroepsopleiding

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Tijd van Burgers en Stoommachines
Par 4.2  

De Industriele revolutie

Slide 1 - Diapositive

Deze les
1. Uitleg opdracht 2 PO>>>Column schrijven
2. Uitleg over de woon en werkomstandigheden van arbeiders in de 19e eeuw
3. Werken aan de PO

Slide 2 - Diapositive

Opdracht 2 Schrijven column
De Grondwet van 1848 staat in de Canon van Nederland>>1 van de belangrijkste gebeurtenissen in de Nederlandse geschiedenis.

Bekijk de website: https://www.entoen.nu/nl/grondwet 
Lees de inleidende tekst en bekijk de canonclip voortgezet onderwijs (filmpje)

Slide 3 - Diapositive

Standpunt innemen!!!
Een column is een korte tekst waarin de schrijver grappig en/of uitdagend zijn mening geeft.

 
In je column neem je het standpunt in dat het onzin is dat het opstellen van de Grondwet in 1848 is opgenomen in de canon van de Nederlandse geschiedenis.

Slide 4 - Diapositive

Bij het schrijven:
1. Je column heeft een begin, midden en een eind
4. Schrijf in korte zinnen
5. Laat het verhaal uit je hart komen: gebruik humor, actuele feiten en overdrijf een beetje
6. Bedenk een passende én pakkende titel voor je column
7. Zorg ervoor dat de tekst in correct Nederlands geschreven is en uit maximaal 600 woorden bestaat

Slide 5 - Diapositive

Bij het nakijken let ik op:
• de inhoud van de column is gelijk duidelijk.
• de column bevat geen fouten.
• de column bevat feiten.
• de column bevat humor en je persoonlijke mening.
• de column heeft een passende titel.
• de column is goed opgebouwd of een kop en een staart.

Slide 6 - Diapositive

Lesdoel
Je kunt uitleggen hoe de werk- en leefomstandigheden van de arbeiders waren

Slide 7 - Diapositive

Leg in je eigen woorden uit hoe de stoommachine zorgde voor de Industriele revolutie

Slide 8 - Question ouverte

Industriële Revolutie
1750-1900



  • Door de komst van de machines verandert de manier waarop mensen produceren: van handmatig naar machinaal
  • De verandering noemen we de Industriële Revolutie









Slide 9 - Diapositive

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Slechte werkomstandigheden
  • onveilig en ongezond, saai werk
  • lange werkdagen (14u/dag)
  • lage lonen => amper gezin onderhouden
  • geen rechten !

Slide 12 - Diapositive

Kinderarbeid

  • Goedkoper dan volwassenen.

  • Nauwelijks onderwijs gehad. 
     (leerplicht vanaf 1900)

  • Noodzakelijk voor onderhoud gezin.

Slide 13 - Diapositive

Kinderarbeid is heel gewoon

Slide 14 - Diapositive

en nu...

Slide 15 - Diapositive

Kinderwetje van van Houten
  • Eerste sociale wet 1874

  • Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer werken in fabrieken 

  • Begin van sociale wetgeving in Nederland.

Slide 16 - Diapositive

Erbarmelijke woonomstandigheden
  • slechte kleine huisjes (krotten)
  • grauwe arbeiderswijken
  • veel gezinsleden
  • slecht eentonig voedsel (vlees was zeldzaam)
  • hoge kindersterfte
  • weinig hygiëne -> één toiletblok voor heel de wijk.

Slide 17 - Diapositive

4.2 - deel 2

Slide 18 - Diapositive

Werken en wonen
De woonomstandigheden van de arbeiders waren ook slecht. 
  • Nauwelijks openbaar vervoer: arbeiders woonden op loopafstand van de fabriek. Gevolg: urbanisatie/ verstedelijking.

Slide 19 - Diapositive

Werken en wonen
  • Donkere, piepkleine woningen, dicht op elkaar.
  • Afval en uitwerpselen kwamen in beerputten terecht of in rivieren/ kanalen.
  • Geen schoondrinkwater.

Slide 20 - Diapositive

Werken en wonen
  • Slechte hygiëne.
  • Besmettelijke ziektes.
  • Gemiddelde leeftijd arbeider: 35 jaar.
  • 50 jaar was oud.

Slide 21 - Diapositive

Urbanisatie

Slide 22 - Diapositive

Noem 2 verschillende voorbeelden van de slechte werkomstandigheden in de fabrieken.

Slide 23 - Question ouverte

Waarom protesteerden arbeiders nauwelijks tegen deze slechte werkomstandigheden?

Slide 24 - Question ouverte

Wat gebeurde er vaak als je door een bedrijfsongeval arbeidsongeschikt was geworden?
A
Dan werd je ontslagen.
B
Dan kreeg je een uitkering.

Slide 25 - Quiz

Waarom werkten vrouwen en kinderen ook in fabrieken?

Slide 26 - Question ouverte

Noem 2 verschillende voorbeelden van slechte leefomstandigheden tijdens de Industriële Revolutie.

Slide 27 - Question ouverte

Kapitalisme
economisch systeem waarin ondernemers vooral winst maken door goederen te maken en daarbij zo min mogelijk gehinderd worden door wetten en regels.

Slide 28 - Diapositive

De klassenmaatschappij
In de 19e-eeuwse klassenmaatschappij waren er 3 klassen:
  1. ondernemersklasse, 
  2. de middenklasse,
  3. de arbeidersklasse.

Slide 29 - Diapositive

Ondernemersklasse
  • kleine groep rijke ondernemers.
  • zij hadden het kapitaal (geld, machines, fabrieken).
  • woonden in buitenwijken in ruime huizen.

Slide 30 - Diapositive

Middenklasse
  • middengroep van bijv. geschoold kantoorpersoneel, winkeliers en schoolmeesters.
  • Hoefden niet meer met de hand te werken.
  • Hadden het beter dan de arbeiders, maar waren niet zo rijk als de ondernemers.

Slide 31 - Diapositive

Arbeidersklasse
  • Grootste klasse, onderaan de samenleving.
  • Geen bezit.
  • Konden alleen iets verdienen door te werken.

Slide 32 - Diapositive

Wat is de juiste volgorde?
Zet de belangrijkste klasse eerst.
A
arbeidersklasse - middenklasse - ondernemersklasse
B
middenklasse - arbeidersklasse - ondernemersklasse
C
ondernemersklasse - middenklasse - arbeidersklasse
D
middenklasse - ondernemersklasse - arbeidersklasse

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Nieuwe uitvindingen 
1. verbrandingsmotor -->  werkt op diesel of benzine, was eenvoudiger te bedienen dan een stoommachine. maakt uitvinding van de auto mogelijk. 
2. gaslamp, later elektrisch licht 
3. telegraaf, later telefoon 
5. inentingen om ziektes te voorkomen + verdovingen 
6. kunstmest 

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Geen uitkering
  • Zieken, bejaarden en invaliden waren aangewezen op de liefdadigheid van de kerkelijke armenzorg.

  • Ze kregen eten, kleding en brandstof van de kerk 
      (maar dat was weinig)

Slide 39 - Diapositive

De Sociale Kwestie
  • Een kwestie is een probleem

  • Het probleem van de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders.

  • Armoede probleem

Slide 40 - Diapositive

Wat is de Sociale Kwestie? 
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen.

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden - Urbanisatie

Slide 41 - Diapositive

Wie helpt de arbeiders?

- vanaf 'de werkvloer'

  • Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's.

   


  • Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken. waarom?

  • Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.

Slide 42 - Diapositive

Wie helpt de arbeiders?

- vanaf 'de werkvloer'

  • Vakbonden: organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers.
  • Als je lid was van een vakbond kon je staken: door lidmaatschap was er een kas waaruit je betaald werd, ook als je ziek was.

Slide 43 - Diapositive

Invoering Sociale wetten
  • Zeer slechte woon- werkomstandigheden arbeider
  • Regering zag dat ze hier iets aan moesten doen
  • 1874 Invoering eerste sociale wet (kinderwetje Van Houten --> kinderarbeid onder de 12 jaar in fabrieken verboden)

  • Invoering meer sociale wetten

Slide 44 - Diapositive

Van liefdadigheid naar sociale wetten
  • Armenwet (1854)
  • 'Kinderwetje van Van Houten' (1874)
  • Leerplichtwet (1900), 
  • Woningwet (1901),
  • Ongevallenwet (1901)


    Slide 45 - Diapositive