Theme 5. Writing + Grammar

Please sit down
Put your book and Ipad facedown on your table

Lesson starts when the timer stops!
timer
2:00
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Please sit down
Put your book and Ipad facedown on your table

Lesson starts when the timer stops!
timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Today
- Vocabulary
- Grammar or writing

Lesson goal: You can prepare yourself for the test
You can ask questions if you need help

Slide 2 - Diapositive

Study vocabulary
Go to page 96-97
Study Theme Words Nl-Eng & Eng-Nl
Study A, C, F & G Nl-Eng

 Quizlet / Wrts / Write down the words 
Oefentoets 1 or 2

timer
10:00
2B - Quizlet link grammatica
2B - Quizlet link ALL vocabulary
2K - Quizlet link grammatica
2K - Quizlet link ALL vocabulary

Slide 3 - Diapositive

What do you need to work on today?
Vocabulary
Grammar
Writing

Slide 4 - Sondage

Hoe ziet de toets eruit?
1. Woordjes vertalen (N-E / E-N)
2. Kies het juiste woord in de zin
3. Schrijf het tegenovergestelde woord op uit de lijst
Grammatica
4. Kies de juiste prefix/suffix
5. Kies tussen and / but / because
6. Writing
Basis

Slide 5 - Diapositive

Hoe ziet de toets eruit?
1. Woordjes vertalen (N-E / E-N)
2. Kies het juiste woord in de zin
3. Schrijf op welk woord niet in het rijtje thuis hoort (4 woorden)
Grammatica
4. Kies de juiste prefix/suffix
5. Kies tussen and / but / because
6. Writing
Kader

Slide 6 - Diapositive

Hoe ziet de toets eruit?
1. Woordjes vertalen (N-E / E-N)
2. Kies het juiste woord in de zin
3. Schrijf op welk woord niet in het rijtje thuis hoort (4 woorden) + vertaling
Grammatica
4. Kies de juiste prefix/suffix
5. Kies tussen and / but / because
6. Writing
Theoretisch

Slide 7 - Diapositive

Choose
Klassikaal grammatica uitleg --> vragen stellen terwijl je ermee bezig bent
Zelfstandig grammatica --> dmv LessonUp in eigen tempo met grammatica aan de slag
Writing --> zelfstandig via LessonUp. Na de grammatica uitleg mogelijkheid tot vragen stellen of feedback
Feedback mag ook via Magister

Slide 8 - Diapositive

Prefixes and Suffixes 
Prefix en Suffix zijn letters die je toevoegt voor (prefix) of na (suffix) een woord. Deze toevoegingen veranderen de betekenis van het woord. 

Prefixes
Non– / un– / im– / il– / in– / ir– / dis- deze geven allemaal de tegenovergestelde betekenis aan een woord
Responsible - Irresponsible 
Verantwoordelijk - Onverantwoordelijk 

Slide 9 - Diapositive

Prefixes and Suffixes 
Re- betekent opnieuw, terug of in reactie tot wanneer het toegevoegd is aan het begin van een woord.  
turn, visit, play, act
return, revisit, replay, react 

Mis– wordt gebruikt om een negatieve betekenis te geven als het aan het begin van het woord toegevoegd is.  Understand - Misunderstand
Dis– wordt gebruikt voor een negatieve betekenis of het tegenovergestelde aan het begin van het woord. Like - Dislike 

Slide 10 - Diapositive





                                                                                                              6 questions

Slide 11 - Diapositive

What does re- means?
timer
0:30

Slide 12 - Question ouverte


What does mis- means?
timer
0:30

Slide 13 - Question ouverte

Wat komt er voor "sense"?
A
Non
B
Un
C
Ir
D
Dis

Slide 14 - Quiz

Wat komt er voor "possible"?
A
Non
B
Dis
C
Im
D
Ir

Slide 15 - Quiz

Wat komt er voor "appear"?
A
Un
B
Dis
C
Non
D
Ir

Slide 16 - Quiz

Wat komt er voor "play"?
A
Mis
B
Re
C
Un
D
Ir

Slide 17 - Quiz

Prefixes and Suffixes 
Suffixes
–er: Deze uitgang maakt een vergelijking. Het wordt ook gebruikt voor een persoon of ding dat een actie doet. slow – slower / teach – teacher

–ness wordt gebruikt om een adverb/adjective (bijwoord/bijvoeglijk naamwoord) in een zelfstandig naamwoord te veranderen.  kind - kindness /  happy - happiness 


Slide 18 - Diapositive

Prefix and Suffix 
–ing achter een woord wordt gebruikt voor een product, materiaal of een werkwoord wat in een zelfstandig naamwoord gezet wordt. 
paint - painting 

 –ment toevoegen achter een woord veranderd een werkwoord ook in een zelfstandig naamwoord. 
pay - payment 

Slide 19 - Diapositive





                                                                                                            9 questions

Slide 20 - Diapositive

Wat komt er achter "teach" wanneer het om de persoon gaat?
A
ment
B
ness
C
er
D
ing

Slide 21 - Quiz

Wat komt er achter "teach" wanneer het om de actie gaat?
A
ment
B
ness
C
er
D
ing

Slide 22 - Quiz

Wat komt er achter "sad"?
A
er
B
ing
C
ment
D
ness

Slide 23 - Quiz

Wat komt er achter "punish"?
A
ment
B
ness
C
er
D
ing

Slide 24 - Quiz

Wat komt er achter "end"?
A
ment
B
ness
C
ing
D
er

Slide 25 - Quiz

disbelief
Wat geeft 'dis' aan?
A
unpolite
B
rude
C
tasty
D
not

Slide 26 - Quiz

Choose the suffix that changes the verb 'buy' into a person that does the action.
A
-ing
B
-ment
C
-er

Slide 27 - Quiz

Complete the sentence with the correct prefix.

I don't trust that boy anymore. He was ...honest about his age.
A
re
B
dis
C
mis
D
im

Slide 28 - Quiz

Choose the suffix that changes the verb 'develop' into a person that does the action.
A
-ment
B
-ness
C
-er

Slide 29 - Quiz

Linking words
We gebruiken linking words om zinnen aan elkaar te verbinden.
Linking words zijn bijvoorbeeld: and, but, because.

Ieder linking word heeft een andere betekenis. Aan het linking word kun je zien hoe de twee zinnen met elkaar in verbinding staan.

Slide 30 - Diapositive

But -->        Tegenstelling met vorige zin
                       I want to hang out with my friends but I have to finish 
                       my homework first
And -->       Toevoeging aan vorige zin
                       Steve likes to use Tiktok and Twitch the most
Because--> Reden van vorige zin
                        I like English class because the teacher is awesome
                              

Slide 31 - Diapositive





                                                                                                            9 questions

Slide 32 - Diapositive

I’m using Mum’s bike _____ mine has broken down.
A
and
B
but
C
because

Slide 33 - Quiz

I wanted to see that programme _____ I forgot about it.
A
and
B
but
C
because

Slide 34 - Quiz

I went to watch The Fault in Our Stars film _____ I liked the book so much.
A
and
B
but
C
because

Slide 35 - Quiz

She is not a fan of Italian food _____ she does like spaghetti.
A
and
B
but
C
because

Slide 36 - Quiz

I went upstairs, took a shower _____ went to bed.
A
and
B
but
C
because

Slide 37 - Quiz

I have a blog ______ I love to write.
A
because
B
but
C
so that

Slide 38 - Quiz

______ you have been so kind to me, I want to give you this present.
A
And
B
But
C
Because

Slide 39 - Quiz

Comedy ______ romance are my favourite film genres.
A
and
B
but
C
because

Slide 40 - Quiz

1. It was raining outside,          we decided to watch TV.
Choose the correct conjunction from the right: 
2. My name is Helen              I'm from the UK.
3. Sleep is important               it keeps you healthy.
4. I would be sooo happy              I got tickets to the Taylor Swift concert!
.....
.....
.....
.....
so
and
because
if

Slide 41 - Question de remorquage

Do you feel prepared for the test?
Yes!
Maybe
No

Slide 42 - Sondage