week 5 - les 2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Fransen vieren feest

Het stokbrood is internationaal erkend als cultureel erfgoed.

www.rtlnieuws.nl

- les verbes en -er & les devoirs

- jeu de l'oie

- écrire

Le but: à la fin de ce cours:

• heb ik geoefend met het bezittelijk voornaamwoord
• heb ik geoefend met de werkwoorden être, avoir en werkwoorden op -er
• kan ik een foto beschrijven in het Frans

Werkwoorden -er

Wat is de regel?

Hoe leer je de uitgangen?

je (ik)	+ e
tu (jij)	+ es
il (hij)	+ e
elle (zij)	+ e
on (men/we)	+ e
nous (wij)	+ ons
vous (jullie/u)	+ ez
ils (zij, mnl)	+ ent
elles (zij, vrl)	+ ent

UITGANGEN

van de 

werkwoorden

op

-ER

De uitgangen van regelmatige werkwoord op -er

werkwoord avoir

j'ai

tu ......

il/elle/on ........

nous avons

vous .......

ils/elles .........

werkwoord avoir

j'ai

tu as

il/elle/on a

nous avons

vous avez

ils/elles ont

werkwoord être

je suis

tu ....

il ......

nous sommes

vous .....

ils .....

werkwoord être

je suis

tu es

il est

nous sommes

vous êtes

ils sont

Les devoirs

Maken: 8f, 8g, 8h blz 108 (114 - Plusklas)

Leren: apprendre 9 en 10 unité 2 (getallen)

Formatieve toets: Kies een (vakantie)foto van je familie of vrienden. Print deze uit of neem de foto mee

Groupe 1	Groupe 2
- huiswerk af / zelf nakijken - jeu de l'oie - huiswerk: grammaire extra 8f, 8g, 8h blz 108 (114 - Plusklas) - leren woordjes voor toetsweek	- huiswerk niet af of te moeilijk - extra uitleg - maken oefeningen - jeu de l'oie - huiswerk grammaire extra 8f, 8g, 8h blz 108 (114 - Plusklas)

Exercice 16F blz 77/83

1 mon, mannelijk enkelvoud

2 mes, meervoud

3 ta, vrouwelijk enkelvoud

4 ton, mannelijk enkelvoud

5 sa, vrouwelijk enkelvoud

6 ses, meervoud

7 son, mannelijk enkelvoud

8 sa, vrouwelijk enkelvoud

Havo/vwo, vwo en plusklas

Exercice 16G blz 77

1 ma grand-mère

2 ses parents

3 mon chien

4 son cousin

5 ton amie / ta copine

6 mon quartier

7 son école

8 tes cousines

Havo/vwo en vwo

Exercice 16G

1 Mon père et ma mère sont en vacances.

 Mijn vader en moeder zijn op vakantie.

2 Voici des photos de ton école et de ta classe.

 Hier zijn foto’s van jouw school en jouw klas.

3 C’est la maison de Jules et de son amie.

 Het is het huis van Jules en zijn vriendin.

4 Ses sœurs ont neuf et sept ans.

 Haar zussen zijn negen en zeven jaar.

Plusklas

Exercice 16H

1. son

2. sa

3. ses

4. mon

Havo/vwo en vwo

16 H

1 Ses cousines sont sympas ? Oui, ses cousines sont sympas.

2 Ses hobbys sont le foot et la musique ? Oui, ses hobbys sont le ...

3 Il y a une école dans ta ville ? Oui, il y a une école dans ma ville.

4 Elle invite Claire à sa fête ? Oui, elle invite Claire à sa fête.

5 Tu as l’adresse de ta copine Inès ? Oui, j’ai l’adresse de ma copine Inès.

6 Son appartement est à dix minutes en bus ? Oui, son appartement est ...

7 Vous avez un cadeau pour mon anniversaire ? Oui, nous avons / j’ai un cadeau pour ton anniversaire.

8 Il y a 15 filles dans sa classe ? Oui, il y a 15 filles dans sa classe.

Plusklas

Jeu de l'oie - spelregels

Je…

Tu …

Il/Elle …

Nous …

Vous…

Ils/Elles …

  = gooi nog een keer

Spelregels

- Je vervoegt het werkwoord van het vakje waar je op komt.

- Het aantal ogen op de dobbelsteen bepaalt hoe je vervoegt.

- Als je antwoord fout is zet je twee stappen terug.

Welke zin zegt Kenny B tegen het meisje?

1. Je suis Néerlandais
2. Je parle haut et français
3. Mademoiselle tu es très belle
4. Toujours mon amour

Welke zin zegt het meisje tegen Kenny B?

1. Bonjour mon amour
2. Je parle peu français
3. Je suis Néerlandaise
4. Mon amour tu es un petit peu belle

Waar wil Kenny B. met het meisje naartoe in Parijs?

Wat betkent: je parle un petit peu français?

Weet je ook waar ze nu zijn in Parijs?

Wat betekent je t'aime?

Vul het bezittelijk vnw in:
(mijn) ___ parents sont sympas

1. mon
2. ma
3. mes
4. tes

Vul het bezittelijk vnw in:
Tu aimes (jouw) _____ classe?

Vul het bezittelijk vnw in:
C'est l'école de David. C'est (zijn) ____ école.

Vul het bezittelijk vnw in:
Tu connais (mijn) ____ tante?

Vul het bezittelijk vnw in:
Elle invite Claire à (haar) _____ fête

Vul het bezittelijk vnw in:
Ce sont (zijn) _____ cousins.