KD zwem les 3 H2

• KD Zwemmen
• MBO
• Studiejaar 2,3

Proefje met de mandarijnen.

Nodig: bak water en 2 maderijnen

pel 1 mandarijn zodat je 1 partje over hebt.

vraag de groep: wat is zwaarder?

1)de hele mandarijn of het ene partje?

2) wat gebeurt er al in beide in de bak met water doe?

zweven - drijven - zinken

kijk 1 minuut  naar de plaat en noteer wat je ziet.

Kijk 1 minuut naar de plaat en schrijf op wat je ziet:

sleep de sommen.

Soortelijke massa = massa/ volume

sm=1

sm > 1

groter dan

sm < 1

kleiner dan

Zweven

Drijven

zinken

lood

kurk

mens

-de zwaartekracht wil graag onder liggen

-mm ligt boven vm. de straal van de as is klein dus draai je sneller

een dikke buik/ meer volume, zorgt voor meer afstand tussen vm en mm en dus draai je sneller.

01:17

Wanneer blijft een persoon drijven?

1. zwaartekracht GELIJK aan opwaartstekracht
2. zwaartekracht GROTER dan opwaartse kracht
3. zwaartekracht KLEINER dan opwaarsekracht

02:23

Wat gebeurt er met de lichaamshouding, wanneer een kind enkelvoudige rugslag zwemt met de armen onder het hoofd?

02:53

Waarom ligt het volumemiddelpunt van een man meer richting het hoofd?

04:02

Adviseer jij een ouder met een baby/peuter kurkjes of zwemvleugels?

05:38

welke ligging is stabiel

1. Buiklig
2. Ruglig

05:38

waarom is de buiklig instabiel?

1. de zwaartekracht wil altijd onder liggen
2. de as is klein dus draai je sneller.
3. meer volume rond de buik, des te sneller je draait.
4. alle antwoorden zijn goed

1) verbind de plaatjes met de lesstof.  4 min

2) leg aan je 2tal uit wat je hebt geleerd aan de hand van de plaat.

Huiswerk