Sterkte werkwoorden met wissel a/ä, e/i en e/ie

Kapitel 5 - Grammatik B
Sterke werkwoorden met een wissel a/ä, e/i en e/ie (o.t.t.)
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Kapitel 5 - Grammatik B
Sterke werkwoorden met een wissel a/ä, e/i en e/ie (o.t.t.)

Slide 1 - Diapositive

Lernziele
In deze les leer je wat sterke werkwoorden zijn.

Je leert de sterke werkwoorden te vervoegen in de tegenwoordige tijd en toe te passen in een zin. 

Slide 2 - Diapositive

Herhaling

Slide 3 - Diapositive

Sterke werkwoorden

Wat is een sterk werkwoord? 

* Een sterk werkwoord is een werkwoord dat in de verleden tijd van klank verandert en waarvan het voltooid deelwoord eindigt op - en. 
Bijv. lopen - liep - gelopen
         laufen - lief - gelaufen

Slide 4 - Diapositive

Sterke werkwoorden
  • Klinkerwisseling
  • Nederlands sterk
    > Duits meestal ook sterk
  • Zie de lijst met sterke ww


Slide 5 - Diapositive

 klinkerverandering
a -> ä (au -> äu)
korte e -> i 
lange e -> ie

bij de du/er/sie/es-vorm

Slide 6 - Diapositive

De uitgangen blijven zoals de zwakke ww
ich - > e
du -> st
er/sie/es/man -> t
wir -> en
ihr -> t
sie/Sie -> en
(fe) esttenten

Slide 7 - Diapositive

Sterke werkwoorden

Slide 8 - Diapositive

sterke ww met a/ä Wechsel
rijden/varen -> fahren    
vallen -> fallen
bevallen -> gefallen
houden / stoppen -> halten
laden -> laden
(hard) lopen -> laufen
laten -> lassen
raden -> raten
slapen -> schlafen
slagen -> schlagen
dragen -> tragen



Slide 9 - Diapositive

sterke ww met e/i-Wechsel

eten -> essen
geven -> geben
helpen -> helfen
nemen -> nehmen
spreken -> sprechen
ontmoeten -> treffen


sterke ww met e/ie-Wechsel

lezen -> lesen
zien -> sehen

Slide 10 - Diapositive

Nieuw

Slide 11 - Diapositive

ww met a -> ä

groeien -> wachsen
wassen -> waschen
vertrekken -> abfahren
beginnen -> anfangen
ww met e -> i / e -> ie

breken -> brechen
vergeten -> vergessen
voorlezen -> vorlesen
toenemen/aankomen ->
zunehmen

Slide 12 - Diapositive

Let op:
Ook woorden met een voorvoegsel + ww krijgen a -> ä / e -> i / e -> ie

Bijvoorbeeld: fahren -> abfahren / auffahren / vorfahren
nehmen -> abnehmen / wegnehmen / zunehmen

In een zin zet je het voorvoegsel achter in de zin.
Bijvoorbeeld: zunehmen -> Der Wind nimmt schnell zu.

Slide 13 - Diapositive

An die Arbeit!

Slide 14 - Diapositive

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Meine Schwester (fallen) ... die Treppe hinunter.

Slide 15 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Du (tragen) ... schöne Schuhe.

Slide 16 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
(Schlafen) ... ihr immer so lange?

Slide 17 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Ich (fahren) ... mit dem Bus zur Schule.

Slide 18 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Peter (laufen) ... gern im Winter.

Slide 19 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Meine Eltern (fahren) ... nach Berlin.

Slide 20 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Die Musik ... (gefallen) mir sehr gut.

Slide 21 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Wir ... (raten) die Lösung nicht.

Slide 22 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Mein Vater (helfen) ... mir immer bei den Hausaufgaben.

Slide 23 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Claudia ... (geben) mir das Buch.


rzt ... Meike eine Spritze.

Slide 24 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Was ... (lesen) du am liebsten?

Slide 25 - Question ouverte

Vertaal en vul de juiste vorm in:
Es ... (helfen), wenn du dich dafür interessierst.

Slide 26 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Monika ... (essen) am liebsten Nudeln.

Slide 27 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
... (nehmen) du auch eine Cola?

Slide 28 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Welches Buch ... (lesen) ihr gerne?

Slide 29 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Wann ... (sehen) du uns wieder?

Slide 30 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Was ... (nehmen) ihr zum Essen?

Slide 31 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het sterke werkwoord in.
Boris ... (sprechen) im Ausland gerne Englisch.

Slide 32 - Question ouverte

Lesdoel gehaald?
Ik snap deze grammatica - ik kan de sterke werkwoorden op de juiste manier vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Sondage