5.3 Warmtetransport

5.3: Warmtetransport
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

5.3: Warmtetransport

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Na deze les kan je:
  • 3 vormen van warmtetransport opnoemen.
  • van elke vorm van warmtetransport een voorbeeld noemen.

Slide 2 - Diapositive

Wat is GEEN fossiele brandstof?
A
Aardolie
B
Steenkolen
C
Benzine
D
Aardgas

Slide 3 - Quiz

Fossiele brandstoffen
A
dragen bij aan een versterkt broeikaseffect
B
dragen bij aan het broeikaseffect

Slide 4 - Quiz

Hoe ziet het energieschema eruit bij een windmolen?
A
chemische energie --> windmolen --> elektrische energie
B
stralingsenergie --> windmolen --> electrische energie
C
bewegingsenergie -> windmolen --> electrische energie
D
kernenergie --> windmolen --> electrische energie

Slide 5 - Quiz

Welke brandvoorwaarde wordt weg gehaald?
timer
2:00
Brandstof
Zuurstof
Ontbrandingstemperatuur

Slide 6 - Question de remorquage

Warmtetransport
Warmte gaat altijd van een warm gebied naar een koud gebied.
Dat kan op 3 manieren:
  1. Stroming
  2. Straling
  3. Geleiding

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Geleider & isolator
Geleiding zorgt er voor dat de warmte via een tussenstof verder gaat. Een geleider geeft dus warmte door. Een stof die warmte niet doorgeeft noem je een isolator

Slide 9 - Diapositive

Geleiding
  • Warmte verplaatst zich van de warmste plek naar de koudste plek
  • vindt voornamelijk plaats in vaste stoffen
  • doorgeven warmte-energie door moleculen die tegen elkaar aan trillen
  • moleculen blijven op dezelfde plaats

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Aan de slag!
Maken:
52 t/m 55



Klaar? Lees alvast pagina 28
timer
5:00

Slide 12 - Diapositive

Stroming
Warmte stijgt altijd, koude daalt altijd?
  • warme lucht en warm water hebben een kleinere dichtheid dan koude  
       lucht of koud water.
      (warm: de moleculen bewegen sneller en hebben meer ruimte nodig.) 
  • de koude lucht of het koude water zakt  daardoor naar beneden
  • hierdoor ontstaat stroming
  • hoe groter het verschil in temperatuur hoe sneller de stroming

Slide 13 - Diapositive

Stroming
Energie stroomt met een vloeistof of gas mee.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Straling 
Als je bij een kachel staat voel je de warmte. Als je in de zomer buiten in de zon loopt voel je haar branden. 

Dit is de infrarode straling, de warmte straling. 

je voelt alleen daar de straling waar het rechtstreeks naar toe gaat, 
bijvoorbeeld in de zon: als die in je gezicht schijnt voel je het daar, maar je rug is kouder

Slide 16 - Diapositive

Straling
Alle voorwerpen stralen warmte uit,
Des te hoger de temperatuur, des te meer warmtestraling

Straling heeft geen tussenstof nodig zoals bij geleiding. 

Voorbeeld: Een magnetron, de straling gaat door het eten, moleculen gaan sneller bewegen en de temperatuur stijgt. 

Slide 17 - Diapositive

Warmtestraling: 
hoe lichter van kleur, hoe meer warmte wordt uitgestraald

Slide 18 - Diapositive

Korte herhaling van deze les 
Tussenstof en warmtetransport

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Aan de slag!

Maken:
57 t/m 60, 62 t/m 66,  68 en 69

Klaar? In stilte even iets voor jezelf doen op de iPad.
timer
20:00

Slide 21 - Diapositive