2. Ontwikkeling van de verzorgingsstaat




5. Verzorgingsstaat



2. Ontwikkeling van de verzorgingsstaat
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon




5. Verzorgingsstaat



2. Ontwikkeling van de verzorgingsstaat

Slide 1 - Diapositive

Voor wie is de verzorgingsstaat?
A
Voor alle mensen die geld nodig hebben
B
Voor alle burgers
C
Voor alle mensen die werkloos zijn
D
Voor alleen de mensen die onder het minimumloon zitten

Slide 2 - Quiz

Solidariteit is:
A
Mensen accepteren ook al hebben ze andere waarden dan jij
B
Altijd zo veel mogelijk mensen het ergens mee eens laten zijn
C
De ultieme middenweg tussen politiek links en rechts
D
Gevoel van saamhorigheid en samen consequenties dragen

Slide 3 - Quiz

Wat is geen gebied waaruit de verzorgingsstaat werkt?
A
Veiligheid en Justitie
B
Gezondheidszorg
C
Onderwijs
D
Sociale zekerheid

Slide 4 - Quiz

Leerdoel paragraaf 2

Aan het eind van deze les kun je...

- hoe de verzorgingsstaat zich heeft ontwikkelt;
- wat een nachtwakersstaat inhoudt;
- hoe de eerste sociale wetten opkwamen; 
- wat de verschillende politieke visies mbt de verzorgingsstaat zijn.

Slide 5 - Diapositive


Nachtwakersstaat

  • "een staat waarin de overheid zich beperkt tot het zorgen voor veiligheid en bescherming van de burgers en het handhaven van de rechtsorde". 
  • Nederland in de eerste helft van de 19e eeuw; vrijemarktprincipe: overheid bemoeit zich niet met de economie. 
  • Dus: geen regels voor ondernemers, geen minimumloon en je kunt zomaar ontslagen worden. 

Slide 6 - Diapositive



Vakbonden


  • In de tweede helft van de 19e eeuw verenigden werknemers zich in vakbonden: organisaties die gezemenlijke en individuele belangen van werknemers behartigden. 
  • Zetten zich in voor hogere lonen, kortere werkdagen, betere arbeidsomstandigheden en een verbod op kinderarbeid.

Slide 7 - Diapositive


  • De vrijemarkteconomie had ook keerzijden: 
  • Saai (door arbeidsdeling/lopende band).
  • Lange werkdagen (14-16 uur per dag en op zaterdagen).
  • Gevaarlijk. (vooral voor jonge kinderen die meewerken).
  • Geen enkel recht, ook geen stakingsrecht.
  • Lage lonen (bij fouten: loon inhouden).

Slide 8 - Diapositive

0

Slide 9 - Vidéo


Liberalen

                      


  • Willen een nachtwakersstaat: een staat waarin de overheid alleen zorgt voor orde en veiligheid. Meer een vrijemarkteconomie.
  • De overheid bemoeit zich niet met de economie, waardoor er meer winst komt. Meer winst betekent: 'rijkdom voor iedereen'
  • Sociale wetten kosten veel geld (aan uitkeringen, maar ook aan ambtenaren)

Slide 10 - Diapositive


Confessionelen (christendemocraten)                      


  • Ongelijkheid omdat 'God het zo wil'
  • Elkaar helpen als goede christenen
  • Rerum Novarum (1891)
  • Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen (zonder ruzie)
  • Belangrijke rol voor mantelzorgers (hulp vanuit directe familie, buren etc.)

Slide 11 - Diapositive



Sociaal-democraten

                      



  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen (actieve rol)
  • Betere arbeidsomstandigheden (o.a. meer loon)
  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht
  • Tot die tijd: stakingen en oprichten van vakbonden

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive


Armenwet
1854



  • De Armenwet was een landelijke wet, maar gemeenten moesten hem zelf betalen en uitvoeren.
  • De rol van de overheid in de armoedebestrijding werd hierdoor groter dan de gemeenten wilden.




De Armenwet zoals gepubliceerd in 1854

Slide 14 - Diapositive


Kinderwetje
1874



  • De wet tegen kinderarbeid 
  • Samuel van Houten, een liberale politicus kwam rond 1870 met dit initiatief. 
  • Verbood kinderen tot 12 jaar in fabrieken te werken.

Slide 15 - Diapositive

Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op [.........1.........] . 
Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op [.........2.........] . 
De overheid bemoeide zich verder niet met de [.........3.........] . 
Dat veranderde in 1854. Toen nam de [.........4.........] overheid een wet aan: de [.........5.........] . 
Hierin stond dat de [.........6.........] overheid moest zorgen voor de allerarmsten. Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit [.........7.........] . 
Sleep de woorden naar 
de juiste plaats
landelijke
familie
gemeentelijke
Armenwet
armenzorg
Den Haag
liefdadigheid

Slide 16 - Question de remorquage


Nederland wordt een verzorgingsstaat


  • Na WOII vormden de KVP (katholieken) en PvdA (sociaaldemocraten) de regering
  • KVP wilde dat werknemers en werkgevers meer gingen samenwerken.
  • PvdA pleitte voor meer inkomenszekerheid.
  • Dit resulteerde in de; AOW, Bijstandswet en Arbowet.

Slide 17 - Diapositive


Participatiesamenleving

  • Sinds 2013 het idee (door Mark Rutte) voor een participatiesamenleving.
  • Een samenleving waarin mensen meer verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven en omgeving. 
  • Mensen helpen elkaar minder snel als ze weten dat de overheid een financieel of zorgprobleem wel oplost. Dus door deze wet worden zoveel mogelijk mensen aan een baan en inkomen geholpen.

Slide 18 - Diapositive

In een nachtwakersstaat is er meestal sprake van een vrijemarkteconomie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Sociaaldemocraten accepteren de vrijemarkteconomie van onze verzorgingsstaat, omdat sociale wetten de onrechtvaardige nadelen hiervan terugdringen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Wat is een nachtwakersstaat?
A
Samenleving waarin men laat naar bed gaat
B
Samenleving waarin de overheid voor welzijn en welvaart zorgt
C
Samenleving waarin de staat alleen voor de openbare orde zorgt
D
Samenleving waarin de staat alleen voor het welzijn, maar niet voor de welvaart zorgt

Slide 21 - Quiz

Wie ontvangen er allemaal AOW?
A
De mensen die hebben gewerkt boven de 67
B
De mensen die niet hebben gewerkt, boven de 67
C
Alle mensen boven de 67
D
Alleen mensen die premie hebben betaald boven de 67

Slide 22 - Quiz

Het is een voordeel om lid te zijn van een vakbond. De vakbond komt voor je op.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Wat is niet waar over de participatiesamenleving?
A
De overheid laat nu alles aan de burgers zelf over.
B
De part. komt voort uit noodzakelijke bezuinigingen.
C
We leven in een informatiesamenleving met mondige burgers.
D
Vergrijzing en ontgroening dragen bij aan de hoge kosten.

Slide 24 - Quiz

Welk voorbeeld past goed bij de participatiesamenleving?
A
Mensen moeten hard en lang werken in fabrieken en mijnen
B
Als je in de bijstand komt, krijg je meer dan genoeg geld om van rond te komen
C
Iedereen moet voor zichzelf zijn eigen AOW betalen
D
Bij je oma langsgaan om boodschappen voor haar deur te zetten

Slide 25 - Quiz