Politiek les 3
1 / 21
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Hoe oud moet je zijn om te mogen stemmen?
A
12 jaar
B
16 jaar
C
18 jaar
D
21 jaar
Slide 4 - Quiz
Wat neem je mee als je gaat stemmen?
A
Je identiteitsbewijs
B
Je identiteitsbewijs en je stempas
C
Je stempas
D
Je hebt niets nodig
Slide 5 - Quiz
Wat maakt een stembiljet ongeldig?
A
Wanneer je je naam erop schrijft
B
Wanneer je er een smiley op tekent
C
Wanneer je een vakje aankruist
D
Wanneer je hem blanco (leeg) inlevert
Slide 6 - Quiz
Mag je een selfie maken in een stemhokje?
A
Ja dat mag
B
Nee dit mag niet
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Diapositive
0
Slide 9 - Vidéo
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Hoe wordt besloten wie er in de Tweede Kamer komen?
A
De Koning kiest de Tweede Kamerleden.
B
Burgers stemmen tijdens verkiezingen wie er in de Tweede Kamer komt.
C
De Eerste Kamer kiest de Tweede Kamerleden.
D
De ministers trekken een lootje.
Slide 14 - Quiz
Wie verzinnen de wetten?
A
De Koning en Koningin
B
De ministers en staatsecretarissen
C
Burgers
D
De leden van de eerste kamer
Slide 15 - Quiz
Hoeveel zetels heeft de Tweede Kamer?
A
150
B
140
C
100
D
200
Slide 16 - Quiz
Hoeveel stemmen moet een wetsvoorstel hebben in de Tweede kamer (=150 zetels)?
A
76
B
140
C
90
D
25
Slide 17 - Quiz
Hoe vaak zijn er Tweede Kamer verkiezingen?
A
Elk jaar
B
Om het jaar
C
Een keer in de vier jaar
D
Een keer in de 10 jaar
Slide 18 - Quiz
Wat doet de regering?
A
De regering is de hele Tweede Kamer.
B
De regering maakt plannen om problemen op te lossen en voert deze uit.
C
De regering is de koning.
