Chapitre 2/3 vwo3

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Klassenregels

We werken rustig samen in de klas.

We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.

Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.

We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook weg.

We overleggen zachtjes binnen de MC als we een vraag hebben.

We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.

We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.

We laten elkaar uitpraten.

We eten en drinken niet in het klaslokaal.

We letten op in de les.

Tijdens het zelfstandig werken mag je oortjes in of een koptelefoon op

Lesinhoud:

1. Lesson-up met de grammatica-onderdelen
2. Oefenen met grammatica in de online methode ''slim stampen''
3. Laatste moment om vragen te stellen over de toets
   

Huiswerk voor volgende week:

Apprends (leer):

Leren voor épreuve 2.1 (lezen/schrijven/grammatica)

Vocabulaire Chapitre 2 en 3 A/B/E/F ( F-N/N-F ) p.86-87 + p.124-125

Phrases-clés: Chapitre 2 en 3 C/G (F-N/N-F) p.88

Grammatica: Chapitre 2 en 3

-bijvoeglijk naamwoord p. 167/168

-ww -er/-ir/-re p.171/172

-verleden tijd-passé composé p.173

-herhalen van onregelmatige werkwoorden avoir, être, aller, faire p.174

Lesdoelen:

• Ik kan regelmatige w.w -ir, -er, -re gebruiken in de présent en de passé composé
• Ik kan de onregelmatige werkwoorden avoir, être, aller en faire gebruiken in de présent en de passé composé
• Ik kan de bijvoeglijk naamwoorden gebruiken en op de juiste plek bij het zelfstandig naamwoord plaatsen

 

 

 

Regelmatige werkwoorden op ER/IR/RE in de présent

	-ER	-IR	-RE
Je	parl e	chois is	rend s
Tu	parl es	chois is	rend s
Il/elle/on	parl e	chois it	rend
Nous	parl ons	chois issons	rend ons
Vous	parl ez	chois issez	rend ez
Ils/elles	parl ent	chois issent	rend ent

-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
dit zijn uitgangen van

1. De présent van ww op -ir
2. De présent van ww op -er
3. De présent van ww op -re
4. De présent van ww op -en

-is, -is, -it , -issons, -issez, -issent
dit zijn uitgangen van

1. De présent van ww op -ir
2. De présent van ww op -er
3. De présent van ww op -re
4. De présent van ww op -en

-s, -s, - , -ons, -ez, -ent
dit zijn uitgangen van

1. De présent van ww op -ir
2. De présent van ww op -er
3. De présent van ww op -re
4. De présent van ww op -en

Vervoeg de regelmatige ww op -ir,-er,-re
Il (apprendre, présent)
Elle (arriver, présent)
Nous (grandir, présent)

Passé composé

J' (ik)	ai	dans é	fin i	attend u
Tu (jij)	as	dans é	fin i	attend u
Il/elle/on (hij/zij/wij)	a	dans é	fin i	attend u
nous (wij)	avons	dans é	fin i	attend u
Vous (jullie/u)	avez	dans é	fin i	attend u
Ils/elles (zij)	ont	dans é	fin i	attend u

Werkwoorden - ER/IR/RE

Verleden tijd: passé composé 

Le passé composé/L'imparfait

Répétition - leg uit hoe je de passé composé maakt van de regelmatige werkwoorden op -er, -ir, -re

	manger	choisir	vendre
j' tu il/elle/on nous vous ils/elles

Vervoeg de regelmatige ww op -ir,-er,-re
Nous(vendre, passé-composé)
Je (parler, passé-composé)
Vous (grandir, passé-composé)

In "la maison d'être" staan alle werkwoorden die in de passé composé 'être' als hulpwerkwoord hebben. + wederkerende ww.

Alle andere werkwoorden gaan namelijk met avoir!

De passé composé - être

Zijn = être
je suis
tu es
il/elle/on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont

Uitgangen passé composé + être

-	- + e
- + s	- + es

mv

ev

m

v

Le passé composé (être)

Marc est allé

Elle est tombée

Nous sommes allés

Elles sont arrivées

Le passé composé (être)

Lisez les phrases et complétez-les avec la forme corecte du passé composé :

être, avoir, aller en faire in présent

	être	avoir	aller	faire
je/j'	suis	ai	vais	fais
tu	es	as	vas	fais
il/elle/on	est	a	va	fait
nous	sommes	avons	allons	faisons
vous	êtes	avez	allez	faites
ils/elles	sont	ont	vont	font

Wat is de nous vorm van aller?
(présent) Nous

(faire) présent , ils;

1. font
2. faisent
3. vont
4. faisaient

(Avoir - Présent)
Marc et moi __________ un prof sympa.

1. ont
2. avons
3. avaient
4. auront

(Avoir - Présent) Mathilde et Jeremy __________ un prof sympa.

1. ont
2. avons
3. avaient
4. auront

tu ... (avoir, présent)

Tu ______ (aller - présent)

1. seras
2. vais
3. alles
4. vas

Je ... l'exercice. (faire, présent)

faire (présent):

nous ____ (faire)

1. fairons
2. fons
3. faisons
4. faites

Lou __________ ses devoirs
(faire, présent)

1. Fais
2. Fat
3. Fait
4. Faites

Nous...........(être, présent)

1. avons
2. sommes
3. êtons
4. être

Elles.......... (être, présent)

1. suis
2. être
3. sont
4. est

Vous (aller - présent)

1. Allons
2. Avez
3. Avons
4. Allez

Elle (avoir, présent)

1. es
2. est
3. a
4. as

Il (être - présent)

1. suis
2. est
3. es
4. êtes

On ________ ensemble(samen)!

(être, présent)

aller (présent)
elles

1. ont
2. font
3. sont
4. vont

être, avoir, aller en faire in passé composé

	être	avoir	aller	faire
je/j'	ai été	ai eu	suis allé(e)	ai fait
tu	as été	as eu	es allé(e)	as fait
il/elle/on	a été	a eu	est allé(e)(s)	a fait
nous	avons été	avons eu	sommes allé(e)s	avons fait
vous	avez été	avez eu	êtes allé(e)(s)	avez fait
ils/elles	ont été	ont eu	sont allé(e)s	ont fait

le passé composé: je (faire) / elles (avoir) / vous (oublier) / tu (entendre) / il (parler) / nous (être)
ils (rougir) / tu (aller)

het bijvoeglijk naamwoord

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord (= personen en dingen).

Het bijvoeglijk naamwoord in het Frans past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord.

  Het bijvoeglijk naamwoord

UITZONDERING:

-e (VRL)	Als het BN eindigt op -e, geen extra e bv: une chose roug e
-s, -x (MNL) en MV	Als het BN eindigt op -s of -x, geen extra s bv: un livre françai s / deux livres françai s un vieu x sac/ des vieu x sacs

Het bijvoeglijk naamwoord

Onregelmatige

vormen

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

bon	goed, lekker
grand	groot
petit	klein
premier	eerst
dernier	laatste
joli	mooi

jeune	jong
vieux	oud
nouveau	nieuw
mauvais	slecht
long	lang
beau	mooi

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?

1. Les filles sont petit.
2. Les filles sont petites.
3. Les filles sont petits.
4. Les filles sont petite.

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?

1. La plage est beau.
2. La plage est beaux.
3. La plage est belle.
4. La plage est belles.

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?

1. Les filles sont petit.
2. Les filles sont petite.
3. Les filles sont petits.
4. Les filles sont petites.

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

C'est une matière _____________ ? [facile]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

C'est une langue_____ [difficile]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Vous avez une _____________ maison . [mooi]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Elles sont des filles ________. [sportif]
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Maak het bijvoeglijk naamwoord. Let de plaats en de vorm:
une ........... famille ............ (grand)

Maak het bijvoeglijk naamwoord. Let de plaats en de vorm:
une .......... famille ............ (italien)

Maak het bijvoeglijk naamwoord. Let de plaats en de vorm:
un .......... niveau .......... (bon

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm op de goede plaats..
des _____________ filles _____________. [sérieux]

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.

(heureux) Une .... femme ......

En nu?

Maak eerst: Chapitre 3 D l’exercice 16 (blz.107+108)

Ga naar Grandes Lignes online en kies voor hoofdstuk 2 of 3. Kies dan voor SlimStampen Grammaire.

Je kunt ook nog Boite à Gram doen, die staat onder hoofdstuk 8.

Als je nog vragen hebt die handig zijn om te stellen voor de toets van volgende week, zoek dan je docent even op.