Deugdelijk en ondeugdelijk argumenteren

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Standpunt, feit en argument
Standpunt: een mening die je in vraag kan stellen
Feit: een controleerbare en bewijsbare uitspraak
Argument: gebruik je ter ondersteuning van je standpunt

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Deugdelijke argumenten
  1.  analogie of vergelijking
  2. autoriteit of gezag
  3. een voorbeeld
  4. oorzaak en gevolg
  5. cijfers en statistieken

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Waarom krijg ik niet meer zakgeld?
Mijn oudere zus krijgt toch ook €10 meer?
A
Geldige argumentatie
B
Ongeldige argumentatie

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.
A
Geldige argumentatie
B
Ongeldige argumentatie

Slide 10 - Quiz

Graancirkels zijn echt van buitenaardse wezens, want dat staat op internet.
A
Geldige argumentatie
B
Ongeldige argumentatie

Slide 11 - Quiz

Volgens mijn huisarts blijft zonnecrème ongeveer twee jaar houdbaar.
A
Geldige argumentatie
B
Ongeldige argumentatie

Slide 12 - Quiz

Morgen zal het mooi weer worden. Jeroen Meus heeft het gezegd!
A
Geldige argumentatie
B
Ongeldige argumentatie

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Lien

Slide 16 - Vidéo

Ondeugdelijke argumenten  = drogredenen
  • Foute vergelijkingen: appels met peren vergelijken
  • Bedenkelijke autoriteit
  • Een beroep doen op traditie
  • Ongeoorloofde veralgemening
  • Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
  • Op de man in plaats van op de bal spelen

Slide 17 - Diapositive

Ondeugdelijke argumenten  = drogredenen
  • Cirkelredenering
  • Vals dilemma
  • Onjuiste gegevens 
  • (of juistheid is onvoldoende
  • aangetoond)

Slide 18 - Diapositive

Je hebt amper gestudeerd voor die toets. Je zal moeilijk een goed resultaat behalen.
A
Geldig
B
Ongeldig

Slide 19 - Quiz

Ik heb gisteren een kaarsje doen branden. Nu zal ik zeker slagen!
A
Geldig
B
Ongeldig

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive