H4 Prijsbeleid

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
HandelMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

H4 Prijsbeleid

Prijs is onderdeel van de 
R...
De R....... is onderdeel van de winkelf....

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
2:00
Op basis waarvan kun
je prijs bepalen?

Slide 3 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak opdracht 2 & 3
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Consument georiënteerde prijsstrategie 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

De omzet van een bedrijf is
A
De winst die het bedrijf maakt
B
Alle inkomsten van het bedrijf
C
De kosten die het bedrijf maakt
D
De inkomsten min de kosten

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De afzet van het bedrijf is
A
Het geld dat zij voor de producten vragen
B
Het aantal producten dat zij over houden
C
Het aantal producten dat zij weg moeten gooien
D
Het aantal producten dat zij verkopen

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij een break even afzet/omzet
A
Maak je geen winst en ook geen verlies
B
Maak je verlies
C
Heb je alle totale kosten terug verdiend
D
Maak je winst

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
7:00
Maak opdracht 7 b t/m e (bol)

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voor een retailer zijn de vaste kosten voor product B235 € 6.000.
De verkoopprijs van dit product is € 35.
De variabele kosten zijn € 15.

Bereken het break-evenpunt voor product B235. Laat jouw berekening zien!
timer
3:00

Slide 15 - Question ouverte

€ 6.000 / (€ 35 – € 15) = 300 stuks
J&J verkoopt een artikel voor een verkoopprijs van € 225.
De vaste kosten zijn € 3.000.
De inkoopkosten zijn € 48 en de overige variabele kosten zijn € 2,30.

Wat is de break-evenomzet van dit artikel? Laat jouw berekening zien!
timer
3:00

Slide 16 - Question ouverte

€ 3.000 / (€ 225 – € 50,30 ) = 17, 17 = 18 artikelen
18 × € 225 = € 4.050
Concurrentiegeoriënteerd
Prijs aanpassen aan de hand van prijzen concurrenten.
  • Stay-out pricing (beschermen markt)
  • Put-out pricing (concurrent verdrijven)
  • Me-too pricing (passief)
  • Discount pricing (onder normale prijs)
  • Premium pricing (boven normale prijs)
  • Dumping (voorraad kwijtraken).

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie kan er nog meer voorbeelden geven?
Maak opdracht 10
timer
5:00

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
5:00
Maak opdracht 10 

Slide 19 - Diapositive

Going rate= net onder de gemiddelde 
Een fabrikant van heftrucks hanteert extreem lage prijzen om de concurrentie uit de markt te verdrijven.

Welke methode van prijszetting past deze fabrikant toe?


A
Me-too pricing
B
Discount pricing
C
Put-out pricing
D
Stay-out pricing

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
1:00
Hoe kunnen prijzen
voor hetzelfde product
verschillen?

Slide 21 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

timer
1:00
Hoe lijkt een prijs lager?

Slide 22 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Consumentgeoriënteerd
Wat de consument er voor over heeft! (consumentensuplus)

  • Psychologische prijsstelling
  • Prijsdiscriminatie 
  • Promotionele prijsstelling 

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Psychologische prijsstelling

  • Niet-afgeronde bedragen.
  • (emotionele) drempels
  • Taalgebruik!

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef een voorbeeld





Prijsdifferentiatie

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kaartjes voor een familievoorstelling in schouwburg Bellevue kosten € 9,50. Kinderen tot 12 jaar hoeven slechts € 4,25 te betalen.

Welke methode van prijszetting past de organisatie van het evenement toe?

A
Prijsdiscriminatie naar product
B
Prijsdiscriminatie naar plaats
C
Prijsdiscriminatie naar type afnemer
D
Prijsdiscriminatie naar product

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Promotionele prijsstelling 
Tijdelijke prijsverlaging, bijv.: 
  • "Deze week maar €5,99"
  • van-voor-prijzen "van € 139 voor € 119,90"
  • "nu €100 retour" (refund actie)
  • Op basis van adviesprijs:



Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Promotionele prijsstelling 
Kosten-baten analyse:
  • Bereken extra benodigde afzet.
  • Meet extra omzet (breed).
  • Meet extra klanten.
  • Meet effect op imago.
  • Etc.
Lees H4.5.Maak opdracht 12 &13 (blz. 156-162)



timer
6:00

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Koppel de juiste prijsstrategie
timer
2:00
De prijs is gebaseerd op de prijs die de concurrent voor hetzelfde product vaststelt.
De prijs is gebaseerd op de reactie van de consument.
De kosten die je gemaakt hebt om het product te produceren en op de markt te brengen, is de basis van de prijs.
Bij het vaststellen van de prijs wordt naar de samenhang van het assortiment gekeken.
assortimentsprijsstrategie
consument- of afnemergeoriënteerde prijsstrategie
concurrentiegeoriënteerde prijsstrategie
kostengeoriënteerde prijsstrategie

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Een bedrijf berekent de verkoopprijs van een productgroep met behulp van de gemiddelde prijs in de markt. Welke prijsstellingsmethode past dit bedrijf toe?
A
Consumentgeoriënteerde prijsstelling
B
Kostengeoriënteerde prijsstelling
C
Concurrentiegeoriënteerde prijsstelling

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Volgende les toets H2 T/M 4
4

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions