Literatuurgeschiedenis middeleeuwen H4

Literatuurgeschiedenis middeleeuwen en verhaalanalyse


Havo 4
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Literatuurgeschiedenis middeleeuwen en verhaalanalyse


Havo 4

Slide 1 - Diapositive

Verhaalanalyse

Slide 2 - Diapositive

Een verzonnen verhaal noemen we ook wel...
A
fictie
B
non-fictie

Slide 3 - Quiz

Noem twee kenmerken van literatuur.

Slide 4 - Question ouverte

Een personage dat in een verhaal een ondergeschikte rol speelt en over wie je maar weinig komt te weten noemen we een...
A
round character
B
flat character
C
type
D
karikatuur

Slide 5 - Quiz

De hoofdpersoon van een verhaal is vrijwel altijd een round character.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

De hoofdpersoon moet reageren, komt in actie en maakt een ontwikkeling door. 
Het evenwicht wordt verstoord door een gebeurtenis en de hoofdpersoon moet uit de comfortzone komen. 
Alles is min of meer 'normaal'.
Het conflict wordt opgelost en er ontstaat een (voorlopig) nieuw evenwicht.
Evenwicht
Conflict
Ontwikkeling
Oplossing

Slide 7 - Question de remorquage

Wat kenmerkt het perspectief van de alwetende verteller?

Slide 8 - Question ouverte

Noem een voorbeeld van een situatie waarin
een personage een onbetrouwbaar
perspectief zou kunnen geven.

Slide 9 - Carte mentale

De setting van een verhaal bestaat uit drie onderdelen, namelijk...

Slide 10 - Question ouverte

De ruimtes waarin een verhaal zich afspeelt, hebben vaak een functie. De drie functies van ruimte zijn...

Slide 11 - Question ouverte

Welk begrip zorgt niet voor spanning in een verhaal
A
open plekken
B
vooruitwijzing
C
wisseling in perspectief
D
concrete motieven

Slide 12 - Quiz

Als een verhaal wordt onderbroken op een spannend moment, noemen we dat...

Slide 13 - Question ouverte

Verhalen kunnen verschillende verhaalmotieven bevatten: opvallende elementen die steeds terugkeren. Welke twee soorten motieven kennen we?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen concrete motieven en abstracte motieven?
A
Abstracte motieven komen vaker voor in een verhaal dan concrete.
B
Abstracte motieven kun je aanwijzen in een verhaal en concrete niet.
C
Concrete motieven moet je zelf afleiden uit het verhaal en abstracte niet.
D
Concrete motieven kun je aanwijzen in .een verhaal en abstracte niet

Slide 15 - Quiz

Geef de betekenis van het begrip 'thema'.

Slide 16 - Question ouverte

Literatuurgeschiedenis middeleeuwen

Slide 17 - Diapositive

In de middeleeuwen konden er nog weinig mensen lezen en schrijven. Daarom werden verhalen veelal voorgedragen. Noem twee kenmerken van teksten waaruit bleek dat ze bedoeld waren om voor te dragen.

Slide 18 - Question ouverte

Karelromans
Arthurromans
Ruwe en wrede ridders
Hofcultuur
Hoofsheid
Liefde
Ontrouw aan de leenheer
Vrouwen ondergeschikt

Slide 19 - Question de remorquage

In de middeleeuwen stond zowel in het leven als in verhalen het geloof centraal. Hoe noemen we het wereldbeeld dat mensen in deze tijd hadden?

Slide 20 - Question ouverte

In de Beatrijs komen verschillende symbolen voor. Noem er drie.

Slide 21 - Question ouverte

De moraal van het verhaal van Beatrijs is...

Slide 22 - Question ouverte

Mystici waren mensen die...
A
in kloosters boeken (over)schreven
B
verhalen voor gingen dragen
C
zich afkeerden van het geloof en de kerk
D
een stuk grond in leen hadden van de koning

Slide 23 - Quiz

De eerste Nederlandse zin op papier luidt: ...

Slide 24 - Question ouverte

Waarom schreef de monnik deze zin op papier?

Slide 25 - Question ouverte

Leg uit hoe de standenmaatschappij een rol speelt in het verhaal van Floris ende Blancefloer.

Slide 26 - Question ouverte

Naast de plaats in de standenmaatschappij, is er nog een andere reden waarom Floris en Blancefloer niet mogen trouwen, namelijk...

Slide 27 - Question ouverte

In het Lied van heer Halewijn mag de prinses van heer Halewijn kiezen hoe ze dood zal gaan. Waarom mag zij zelf kiezen en waarvoor kiest zij?

Slide 28 - Question ouverte