Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Planning
Objectief en subjectief
2.3 Betogende teksten (Nu Nederlands-licentie)
Slide 2 - Diapositive
Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?
Slide 3 - Question ouverte
objectief
subjectief
standpunt
een houding die men aanneemt ten aanzien van een actueel vraagstuk
iemand wordt niet beïnvloed door gevoel, mening of vooroordeel
op feiten gebaseerd
op eigen mening gebaseerd
iemand wordt beïnvloed door gevoel, mening of vooroordeel (partijdig, bevooroordeeld)
Slide 4 - Question de remorquage
Objectief/objectiviteit
Omschrijf de feiten
Kijken met een pure blik
Zonder een mening te geven aan de situatie
Slide 5 - Diapositive
Subjectief/subjectiviteit
Bij het bekijken van een plaatje of situatie geef je jouw mening.
Je omschrijft de situatie vanuit jouw mening, daarbij betrek je jouw gevoelens.
Subjectief kan van elkaar verschillen; iedereen heeft namelijk zijn eigen mening en gevoelens bij een bepaalde situatie.
Slide 6 - Diapositive
Oefenen
Wat zie je?
Slide 7 - Diapositive
Oefenen
Wat voel je?
Slide 8 - Diapositive
Nog een keertje!
Subjectief
Slide 9 - Diapositive
Nog een keertje!
Objectief
Slide 10 - Diapositive
Objectief
Feiten
Zonder mening
Subjectief
Mening
Gevoelens betrekken
Slide 11 - Diapositive
www.baamboozle.com
Slide 12 - Lien
Stelling: De smartphone is onmisbaar. Argument: Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
Is het argument objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 13 - Quiz
Stelling: De smartphone is onmisbaar. Argument: Heel veel jongeren voel en zich ongelukkig zonder smartphone.
Is het argument objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 14 - Quiz
Stelling: Utrecht is een prettige stad om te wonen. Argument: Utrecht was in 2013 de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners.
Is het argument objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 15 - Quiz
Stelling: Utrecht is een prettige stad om te wonen. Argument: Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
Is het argument objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 16 - Quiz
Stelling: Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Amsterdam gaan. Argument: Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Amsterdam te komen.
Is het argument objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 17 - Quiz
Stelling: Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Amsterdam gaan. Argument: Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer.
Is het argument objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 18 - Quiz
Stelling: Het gratis downloaden van muziek via internet moet strafbaar blijven. Argument: Niet iedereen hoeft alle muziek te kunnen beluisteren.
Is het argument objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 19 - Quiz
Stelling: Het gratis downloaden van muziek via internet moet strafbaar blijven. Argument: De makers van de muziek lopen nu miljoenen euro’s mis aan auteursrechten.
Is het argument objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 20 - Quiz
Stelling: Maastricht is een prima stad om een dagexcursie voor burgerschap te organiseren. Argument: In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken.
Is het argument objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 21 - Quiz
Stelling: Maastricht is een prima stad om een dagexcursie voor burgerschap te organiseren. Argument: Maastricht heeft een gezellige binnenstad.
Is het argument objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief
Slide 22 - Quiz
Drogredenen
Drogredenen kunnen ook voorkomen
Onjuiste argumenten of redeneringen
Voorbeelden zijn verkeerde vergelijking of persoonlijke aanval
Slide 23 - Diapositive
Drogredenen
Verkeerde vergelijking
Er worden twee dingen met elkaar vergeleken die niet te vergelijken zijn
Voorbeeld: "Op de havo heb je ook geen lange stage, dus die halfjaarstage van het mbo hoeft ook niet."
Slide 24 - Diapositive
Drogredenen
Persoonlijke aanval
De persoon wordt aangevallen, niet zijn standpunt of argument
Voorbeeld: "Die achterlijke werkgevers profiteren alleen maar van hun stagiaires."
Slide 25 - Diapositive
standpunt
objectief argument
subjectief argument
tegenargument
Slide 26 - Question de remorquage
Aan de slag!
Ga via bundle.studers.nl naar je Nu Nederlands-licentie
2.3 Betogende teksten
Maak de volgende opdrachten: Opdracht 1, 2 en 3 Extra opdrachten 1, 2 en 3
Volgende week ook oordopjes meenemen > examentraining!