Les 7 Sprookje en spelling v1d

Les 7
Sprookje en spelling
(verkleinwoorden, opbouw verhalen)
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Les 7
Sprookje en spelling
(verkleinwoorden, opbouw verhalen)

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van deze les...
...weet je hoe je van een znw een verkleinwoord kunt maken.
...weet je hoe verhalen worden opgebouwd.

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Theorie blz. 196 uit Op Niveau (verkleinwoorden).          10 min
Quiz: verkleinwoorden!                                                      15 min                                  
Opbouw van verhalen                                                           10 min
Brainstorm                                                                            10 min
       

Slide 3 - Diapositive

Theorie: verkleinwoordjes
Pak blz. 196 uit Op Niveau erbij!
Samen lezen: theorie verkleinwoorden

Slide 4 - Diapositive

Wat is het verkleinwoord van 'ding'?
A
Dingtje
B
Dingetej
C
Dingetje
D
Dingkje

Slide 5 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'ballon'?
A
Balonetje
B
Ballonetje
C
Ballonnetje
D
Balontje

Slide 6 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'la'?
A
Latje
B
laatje
C
lade
D
latje

Slide 7 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'accu'?
A
acuutje
B
acutje
C
accutje
D
accuutje

Slide 8 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'jongen'?
A
jongetje
B
jongentje

Slide 9 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'behang'?
A
behankje
B
behangtje
C
behangetje
D
behangeetje

Slide 10 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'app'?
A
appje
B
appke
C
appeje

Slide 11 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'radio'?
A
radiotje
B
radiootje

Slide 12 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'bikini'?
A
bikinitje
B
bikkinitje
C
bikkinnietje
D
bikinietje

Slide 13 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'trolley'?
A
trolley'tje
B
trolleytje

Slide 14 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'douche'?
A
douchje
B
doucheje

Slide 15 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'hyena'?
A
hyenatje
B
hyennaatje
C
hyenaatje

Slide 16 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'pony'?
A
ponytje
B
pony'tje

Slide 17 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van 'braam'?
A
braampje
B
brammetje
C
braametje
D
braamke

Slide 18 - Quiz

Antwoorden opdracht 6, blz. 194

  • a dingetje
  • b ballonnetje
  • c laatje
  • d accuutje
  • e jongetje
  • f behangetje
  • g appje

Slide 19 - Diapositive

  • h radiootje
  • i bikinietje
  • j trolleytje
  • k doucheje
  • l hyenaatje
  • m pony'tje
  • n braampje

Slide 20 - Diapositive

Opbouw van verhalen
Welke verhaallijn herken je terug?
Denk aan:
  • De list
  • De speurtocht
  • De opdracht
  • De vriendschap tussen prooi en jager
  • Het noodlot

Waar zit het hoogtepunt in het verhaal?    

Slide 21 - Diapositive

Filmfragment & brainstorm:
- Welke verhaallijnen gebruikt de cabaretier in zijn verhaal?
- Waar zit het hoogtepunt van het verhaal?
- Wanneer begon de afloop?

Slide 22 - Diapositive

Tot maandag!

Slide 23 - Diapositive