Zinsdelen

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Zinsdelen

Studiemeter Grammatica

zinsdelen

Grammatica zinsdelen

Persoonsvorm

Onderwerp

Werkwoordelijk gezegde

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Persoonsvorm

Het werkwoord wat hoort bij het onderwerp.

2-Proef: 

1. Maak de zin vragend: de persoonsvorm staat vooraan.

2. Zet de zin in een andere tijd: de persoonsvorm verandert.

Eindelijk was deze voetballer dan toch nog miljonair geworden.
Wat is de persoonsvorm?

1. Eindelijk
2. was
3. miljonair
4. miljonair geworden

Heb jij dat wel eerst gevraagd?

Wat is de persoonsvorm?

1. Heb
2. gevraagd

Vluchten kan niet meer.

Wat is de persoonsvorm?

1. vluchten
2. kan
3. niet
4. meer

Onderwerp

Als je 'wie' of 'wat' voor de persoonsvorm zet, is het antwoord op de vraag het onderwerp.

Als je de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud verandert, verandert het onderwerp ook.

Als je de zin vragend maakt met de persoonsvorm vooraan, komt het onderwerp meteen achter de persoonsvorm.

De leeuw brulde van woede.

Wat is het onderwerp?

1. de leeuw
2. brulde
3. van
4. woede

Rico en Nico gingen laat naar huis.

Wat is het onderwerp?

1. Rico
2. Nico
3. Rico en Nico
4. huis

Werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden in een zin.

Frans kwam buiten adem aangelopen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. kwam
2. kwam buiten aangelopen
3. kwam buiten adem aangelopen
4. kwam aangelopen

De hond van de buren heeft uren liggen blaffen.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. heeft
2. heeft uren
3. liggen blaffen
4. heeft liggen blaffen

Lijdend voorwerp

Wie of wat ondergaat de handeling?

Thijs keek naar het journaal.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. Thijs
2. het journaal

Kevin zag ons meteen.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. Kevin
2. ons

Erlner verdient een topsalaris.

Wat is het lijdend voorwerp?

1. Erlner
2. topsalaris

Meewerkend voorwerp

Wie of wat werkt mee aan de handeling?

Je kunt er 'aan' of 'voor' voor zetten.

Justin gaf zijn vriendin een nieuw horloge.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Justin
2. zijn vriendin
3. een nieuw horloge

De ober schonk Li Shun nog een colaatje in.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. de ober
2. Li Shun
3. colaatje

Herhaling

Persoonsvorm: 2-proef

Onderwerp: wie/wat + pv = onderwerp

Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden

Lijdend voorwerp: wie/wat ondergaat de handeling?

Meewerkend voorwerp: wie/wat werkt mee aan de handeling?

(je kunt er 'aan' of 'voor' voor zetten)

De leeuw brulde van woede.

Wat is het onderwerp?

1. de leeuw
2. brulde
3. van
4. woede

De hond van de buren heeft uren liggen blaffen.
Wat is de persoonsvorm?

1. heeft
2. heeft uren
3. liggen blaffen
4. heeft liggen blaffen

Kevin zag ons meteen.

Wat is het onderwerp?

1. Kevin
2. ons

Justin gaf zijn vriendin een nieuw horloge.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. Justin
2. zijn vriendin
3. een nieuw horloge

Justin gaf zijn vriendin een nieuw horloge.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Justin
2. zijn vriendin
3. een nieuw horloge

Lekker werken

Studiemeter Grammatica

Zinsdelen

5 oefeningen, 1 deeltoets