Als je iets wilt zeggen wat er in het verleden is gebeurd, zet je je werkwoord in de verleden tijd.
walk --> walked
Ofwel, je zet -ed achter het werkwoord.
Let op de spellingsregels -->
past simple: let's recap!
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Als je iets wilt zeggen wat er in het verleden is gebeurd, zet je je werkwoord in de verleden tijd.
walk --> walked
Ofwel, je zet -ed achter het werkwoord.
Let op de spellingsregels -->
past simple: let's recap!
Slide 1 - Diapositive
Als er al een -e staat aan het eind van het werkwoord, voeg je alleen een -d toe: use -> used
Als het woord eindigt op medeklinker + y, verandert de -y in een -i: try -> tried (als het woord eindigt op klinker + y, gebeurt er niets bijzonders: play -> played)
Is de een-na-laatste letter een Korte Klinker met Klemtoon, verdubbelt de laatste medeklinker: stop -> stopped
Bij en werkwoord met een -l op het eind verdubbelt de laatste medeklinker ook zonder klemtoon: travel -> travelled
Spellingsbijzonderheden!
Slide 2 - Diapositive
Even terug: hoe maakte je ook alweer een vraag of een ontkennende zin in de tegenwoordige tijd? Een paar voorbeelden over situaties die je waarschijnlijk nog wel weet. Schrijf de vraag EN ontkenning maar even op:
My mum is 45 years old.
Poor Peter has got three younger sisters.
Class T1a is listening very closely to their brilliant teacher.
Sonya really loves ice-skating.
I have great memories of this year with class T1a.
past simple: vragen en ontkenningen
Slide 3 - Diapositive
My mum is 45 years old.
My mum isn't / is not 45 years old.
Is my mum 45 years old?
past simple: vragen en ontkenningen
Slide 4 - Diapositive
Poor Peter has got three younger sisters.
Poor Peter hasn't got / has not got three younger sisters.
Has poor Peter got three younger sisters?
past simple: vragen en ontkenningen
Slide 5 - Diapositive
Class BT1a is listening very closely to their brilliant teacher.
Class BT1a isn't / is not listening very closely to their brilliant teacher.
Is class BT1a listening very closely to their brilliant teacher?
past simple: vragen en ontkenningen
Slide 6 - Diapositive
Sonya really loves ice-skating.
Sonya doesn't / does not really love ice-skating.
Does Sonya really love ice-skating?
past simple: vragen en ontkenningen
Slide 7 - Diapositive
I have great memories of this year with class BT1a.
I don't / do not have great memories of this year with class BT1a.
Do you (I) have great memories of this year with class BT1a?
past simple: vragen en ontkenningen
Slide 8 - Diapositive
SUPERBELANGRIJK!
Als je het hulpwerkwoordje DO gebruikt, volgt altijd een heel werkwoord (infinitief)!
Dat geldt voor alle vormen van DO (do, does, don't, doesn't)
past simple: vragen en ontkenningen
Slide 9 - Diapositive
En in de verleden tijd is dat DID! En nogmaals:
Als je het hulpwerkwoordje DO gebruikt, volgt altijd een heel werkwoord (infinitief)!
Dat geldt voor alle vormen van DO (do, does, don't, doesn't, DID, DIDN'T)
past simple: vragen en ontkenningen
Slide 10 - Diapositive
I talked to you about lots of interesting stuff!
I didn't talk to you about interesting stuff!
Did I talk to you about interesting stuff???
past simple: vragen en ontkenningen
Slide 11 - Diapositive
Zet het werkwoord in de verleden tijd: work
Slide 12 - Question ouverte
Zet het werkwoord in de verleden tijd: use
Slide 13 - Question ouverte
Zet het werkwoord in de verleden tijd: stay
Slide 14 - Question ouverte
Zet het werkwoord in de verleden tijd: cancel
Slide 15 - Question ouverte
Zet het werkwoord in de verleden tijd: cough
Slide 16 - Question ouverte
Zet het werkwoord in de verleden tijd: bruise
Slide 17 - Question ouverte
Zet het werkwoord in de verleden tijd: hate
Slide 18 - Question ouverte
Zet het werkwoord in de verleden tijd: tip
Slide 19 - Question ouverte
Zet het werkwoord in de verleden tijd: try
Slide 20 - Question ouverte
Schrijf steeds de eerste drie woorden van de zin op!
Nu wat vragen
Slide 21 - Diapositive
He talked to you yesterday.
Slide 22 - Question ouverte
My uncle bruised his leg during football practice.
Slide 23 - Question ouverte
You coughed a lot during the test.
Slide 24 - Question ouverte
They hated getting up early to go to school.
Slide 25 - Question ouverte
You used oil paints to create this painting.
Slide 26 - Question ouverte
Schrijf alleen de werkwoorden op!
Nu wat ontkenningen
Slide 27 - Diapositive
He talked to you yesterday. (niet afkorten!)
Slide 28 - Question ouverte
My uncle bruised his leg during football practice. (afkorten!)
Slide 29 - Question ouverte
You coughed a lot during the test. (afkorten)
Slide 30 - Question ouverte
They hated getting up early to go to school. (niet afkorten!)
Slide 31 - Question ouverte
You used oil paints to create this painting. (afkorten)