A. Tante had een boek aan Jan gegeven. Jan bedankte tante voor het boek. Tante vertelde Jan dat het boek erg leuk was.
B. Tante had een boek aan Jan gegeven. Hij bedankte haar voor het boek. Ze vertelde hem dat het erg leuk was. Toen hij thuiskwam is Jan het meteen gaan lezen.
Slide 11 - Diapositive
hoe herken je een persoonlijk vnw?
Slide 12 - Carte mentale
Wat is het persoonlijk voornaamwoord? We denken dat zij hem heeft gemist.
A
we
B
we, zij
C
we, zij, hem
D
gemist
Slide 13 - Quiz
Wat is het persoonlijk vnw? Hij heeft haar verteld dat haar tas was gestolen.