2.5 spelling PV in TT (2)

 Werkwoordspelling
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

 Werkwoordspelling

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
  • Ik weet waarom werkwoordspelling belangrijk is
  • Ik weet wat de stam en de ik-vorm van een werkwoord is
  • Ik weet hoe ik een werkwoord in de tegenwoordige tijd schrijf
  • Ik kan een verkeerd geschreven PV in de TT herkennen.

Slide 2 - Diapositive

Waarom is
werkwoordspelling belangrijk?

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 7 - Diapositive

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit





geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 8 - Diapositive

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm





geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 9 - Diapositive

1. Spelling

van de persoonsvorm


in de

tegenwoordige tijd

Slide 10 - Diapositive

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 11 - Diapositive

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 12 - Diapositive

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 13 - Diapositive

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Woorden waarbij de
ik-vorm eindigt op d

Slide 16 - Carte mentale

Ik .... van spruitjes.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 17 - Quiz

Hij ... niet van spruitjes
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 18 - Quiz

De kinderen ... van aspergesoep.
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 19 - Quiz

... jij van bami ?
A
houd
B
hout
C
houdt
D
houden

Slide 20 - Quiz

weigeren
De hond ... te gehoorzamen.

Slide 21 - Question ouverte

lachen
De kleuter ... om de clown.

Slide 22 - Question ouverte

verrassen
Het kind ... moeder met een bos bloemen.

Slide 23 - Question ouverte

peinzen
De oude man ... over zijn voorbije jeugd.

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Diapositive

snijden
Ik ... de groenten in kleine stukjes.

Slide 26 - Question ouverte

rijden
De auto ... voorzichtig over de snelweg.

Slide 27 - Question ouverte

glijden
... jij niet uit over die gladde tegels?

Slide 28 - Question ouverte

glijden
... je oom niet uit over die gladde tegels?

Slide 29 - Question ouverte

vergoeden
De organisatoren ... alle onkosten.

Slide 30 - Question ouverte

vergoeden
... hij alle onkosten ?

Slide 31 - Question ouverte

Zelf oefenen
De komende 10 minuten gaan jullie zelf oefenen op 2 verschillende websites. De linkjes naar de websites verschijnen zo op jullie scherm.

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Lien

Slide 34 - Lien

Even testen....

Slide 35 - Diapositive

Is deze pv goed gespeld ?

Je neef ontwikkeldt zijn eigen films.
A
juist
B
fout

Slide 36 - Quiz

Is deze pv goed gespeld ?

Jij bindt dat wel even vast.
A
juist
B
fout

Slide 37 - Quiz

Is deze pv goed gespeld ?

Bint jij dat wel even vast ?
A
juist
B
fout

Slide 38 - Quiz

Lesdoelen
Dit waren de lesdoelen aan het begin van de les. Welke beheers je en welke nog niet (helemaal)?
  • Ik weet waarom werkwoordspelling belangrijk is
  • Ik weet wat de stam en de ik-vorm van een werkwoord is
  • Ik weet hoe ik een werkwoord in de tegenwoordige tijd schrijf
  • Ik kan een verkeerd geschreven PV in de TT herkennen.

Slide 39 - Diapositive

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet goed hebt begrepen.

Slide 40 - Question ouverte

Wat heb je wél goed begrepen?

Slide 41 - Question ouverte