Woordenschat: 1.4 Figuurlijk taalgebruik
1 / 10
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 2 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Dus bij figuurlijk taalgebruik....
A
....wordt precies bedoeld wat er staat.
B
.....wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.
Slide 3 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
en bij letterlijk taalgebruik ...
A
....wordt iets anders bedoeld dan dat er eigenlijk staat.
B
..... wordt precies bedoeld wat er staat.
Slide 4 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 5 - Vidéo
Tot 0.45
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 6 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk woord is figuurlijk gebruikt?
Hij woont in het hart van de stad
Hij woont in het hart van de stad
A
woont
B
hart
C
stad
Slide 7 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk woord is figuurlijk gebruikt?
Er kwam geen kip op die wedstrijd af.
Er kwam geen kip op die wedstrijd af.
A
kip
B
wedstrijd
C
afkomen
Slide 8 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welk woord is figuurlijk gebruikt?
Hij staat aan de voet van de berg.
Hij staat aan de voet van de berg.
A
Hij
B
berg
C
staat
D
voet
Slide 9 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Slide 10 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
