My best friend called when I was doing my homework last night. In welke tijd staat deze zin?
A
Present tense (tegenwoordige tijd)
B
Future (toekomende tijd)
C
Past tense (verleden tijd)
1 / 23
suivant
Slide 1: Quiz
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
My best friend called when I was doing my homework last night. In welke tijd staat deze zin?
A
Present tense (tegenwoordige tijd)
B
Future (toekomende tijd)
C
Past tense (verleden tijd)
Slide 1 - Quiz
Last night, a minute ago, two years ago etc. Zijn signaalwoorden van welke tijd?
A
Present tense (tegenwoordige tijd)
B
Past tense (verleden tijd)
Slide 2 - Quiz
In welke tijd staat deze zin? I have worked in the local supermarket for two years now.
A
Present Perfect
B
Past Simple
C
Past Continuous
Slide 3 - Quiz
For, Yet, Never, Ever, Just, Already etc. zijn signaalwoorden van welke tijd?
Slide 4 - Question ouverte
TENSES OVERVIEW
Als iets is gebeurd en is afgelopen in de verleden tijd gebruiken we in het Engels --> de Past Simple (in de zin staat er vaak een verledentijdsaanduiding zoals; last year, two weeks ago etc).
Als iets in het verleden is begonnen en nog steeds bezig is, of net gebeurd en het resultaat zichtbaar is --> Present Perfect
(in de zin staat vaak een signaalwoord van FYNE JAS) Als iets een tijdje in de verleden tijd bezig was gebruik je --> de Past Continuous
Slide 5 - Diapositive
EXAMPLE 1
She was kissing him when her boyfriend saw them.
Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Wat was bezig?
Wat gebeurde er toen?
Wat is van lange duur/wat is van korte duur?
Slide 6 - Diapositive
EXAMPLE 2
The teacher caught him when he was talking on the phone in class.
Wat zijn de werkwoorden in deze zin?
Wat was bezig?
Wat gebeurde er toen?
Wat is van lange duur/wat is van korte duur?
Slide 7 - Diapositive
EXAMPLE 3
vb: I have lived in Enschede since 2010
vb: She has lots her keys and she can't find them anywhere.
De Present perfect gebruik je als iets is begonnen in de VT en nog steeds bezig is.
Of als iets net is gebeurd en het resultaat zichtbaar is.
De present perfect maak je met have/has + voltooid deelwoord (stam + ed/irregulars 3e rijtje)
Slide 8 - Diapositive
Verschil Past Simple/Past Continuous
I was doing my homework…. Als iets van lange duur is (een tijdje bezig was in de VT) --> PAST CONTINUOUS ....when my best friend called me Als iets van korte duur was (iets anders onderbrak in de VT) --> PAST SIMPLE
Slide 9 - Diapositive
Hoe maak je de past simple?
regelmatige werkwoorden --> stam+ed
onregelmatige werkwoorden --> 2e rijtje van de onregelmatige werkwoorden lijst
Slide 10 - Diapositive
Hoe maak je de Past continuous?
was of were + stam + ing (I, he, she, it --> was) (you, we, they --> were)
Slide 11 - Diapositive
Stappenplan
1. Staat in de zin een signaalwoord van FYNE JAS? --> Dan gebruik je de Present Perfect
2. Staat er in de zin een verledensaanduiding? (yesterday, last week, a minute ago)
Zo ja? --> is het een actie wat een tijdje bezig is in de verleden tijd? Dan gebruik je de Past Continuous (signaalwoord while)
3. Is het een actie wat iets anders onderbreekt in de vt? Dan gebruik je de Past Simple (signaalwoord when)
Slide 12 - Diapositive
We have worked / worked / were working really hard at school today.
A
have worked
B
worked
C
were working
Slide 13 - Quiz
While we were cycling home, we have struggled / struggled / were struggling because of the hard wind.
A
have struggled
B
struggled
C
were struggling
Slide 14 - Quiz
When I lived in London, I have gone / went / were going to the cinema every week.
A
have gone
B
went
C
were going
Slide 15 - Quiz
Fred has studied / studied / were studying all day and now he's ready to take the test.
A
has studied
B
studied
C
were studying
Slide 16 - Quiz
Gracy has called / called / was calling her mother when the dog started barking.
A
has called
B
called
C
was calling
Slide 17 - Quiz
I have just found / just found / were just finding some milk and bread in the kitchen.
A
have just found
B
just found
C
were just finding
Slide 18 - Quiz
ASSIGNMENT
+-10/15 min Write 8-10 sentences in Dutch on a paper about things that happened in the past. Then give your paper to your neighbour he/she needs to translate these sentences to English (use the Past simple & the Past continuous)
Slide 19 - Diapositive
ASSIGNMENT CHECK
Kijk elkaars Engelse zinnen na: - Onderstreep alle werkwoorden
- Heeft je buurman/buurvrouw the Past Simple gebruikt? (stam + ed of 2e rijtje vd Onregelmatige werkwoorden)
- Heeft hij/zij de Past Continuous gebruikt? (was of were + stam + ing)