Hoofdstuk 1 + 2 - herhaling SE

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

Voorbereiding

Hoofdstuk 1 en 2

'Prioriteiten stellen' betekent...

1. kiezen wat je het leukst vindt
2. kiezen wat je het meest belangrijk vindt
3. kiezen wat je het lekkerst vindt
4. kiezen wat je het minst leuk vindt

Wat zijn behoeften?

1. Alles wat je nodig hebt.
2. Alles wat je zelf hebt.
3. Alles wat je graag wil hebben.
4. Alles wat je nodig hebt en wat je graag wil hebben.

Wat zijn basisbehoeften

1. Alles wat je nodig hebt zoals voeding en woonruimte.
2. Alles wat je wilt hebben om het leven leuker te maken zoals vakantie.

Wat zijn overige behoeften?

1. Alles wat je nodig hebt om te leven zoals voeding en woonruimte.
2. Alles wat je wilt hebben om je leven leuker te maken zoals een vakantie.

Wat zijn middelen?

1. Alles waar mee je in je behoeften kunt voorzien. Zoals tijd en geld.
2. Alles wat je belangrijk vindt om te doen. Zoals sporten.

Als je in je zelf produceert wat je nodig hebt dan noemen we dat:

1. prioriteiten
2. zelfvoorzienend
3. middelen

Waardoor kan je consumentengedrag worden beinvloed?

1. Commerciële- en sociale beinvloeding
2. Sociale- en gemeentelijke beinvloeding
3. commerciële- en leeftijd beinvloeding

Wie doet commerciele beinvloeding?

1. vrienden en familie
2. fabrikanten en winkeliers

Wie doet aan sociale beinvloeding?

1. vrienden en familie
2. fabrikanten en winkeliers

Om behoeften de voorzien heb je middelen nodig. Welke middelen ken je

1. geld en ruimte
2. ruimte en tijd
3. Tijd en gezondheid
4. geld en tijd

Wat doen consumentenorganisaties onder andere?

1. Keuren van producten
2. verkopen van producten
3. geven van informatie over producten

Wat is een vergelijkend warenonderzoek?

Wat zijn de drie geldfuncties?

1. Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit
2. Chartaal geld, giraal geld, directe ruil
3. Ruilmiddel, rekenmiddel, spaarmiddel

Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit = het soorten inkomens

Chartaal geld = munten, bankbiljetten

Giraal geld = betaalrekening of bankrekening

Directe ruil = product tegen ander product ruilen

Indirecte ruil = goederen of diensten ruilen met een ruilmiddel (geld)

Een product kost in de winkel € 1,99.
Geld heeft hier de functie van

1. ruilmiddel
2. rekenmiddel
3. spaarmiddel
4. Betaalmiddel

Vul de juiste woorden in.

Noodzakelijke behoeften zoals kleding, voedsel en woonruimte noem je                            .     Luxe goederen behoren tot de                             behoeften.  Met                                   als tijd en geld vervul je je behoeften. Het rangschikken van je behoeften op basis van belangrijkheid noem je                                   stellen. Als je zelf produceert wat je nodig hebt, noem je dat                            .
Bij                                   voorzieningen, zoals politie of een sporthal, voorziet                          ,         in onze behoeften.                                   .

basisbehoeften

middelen

overige

prioriteiten

collectieve

overheid

Basis behoeften

Consument

Consumentenorganisaties

Vergelijkend warenonderzoek

Middelen

Zelf producten maken waarmee je voorziet in je behoeften

Een test waarbij dezelfde producten van verschillende merken met elkaar vergeleken worden. 

Organisaties die opkomen voor de belangen van de consument

Zelfvoorziening

Met geld en tijd kun je in je behoeften voorzien. Geld en tijd zijn middelen

De behoeften aan voeding, kleding, woonruime, gezondheidszorg en onderwijs

Iemand die goederen of diensten koopt om in zijn behoeften te voorzien

Via Instagram vindt ook beïnvloeding plaats. Wanneer een vriend via Insta laat weten wat hij heeft gekocht dan is dat een voorbeeld van:

1. Sociale beïnvloeding
2. Commerciële beïnvloeding

Consumentenorganisaties

1. geven je uitleg over je rechten
2. proberen veel producten te verkopen
3. zijn er voor bedrijven als AH en Jumbo
4. testen geen producten

voor wie is de consumentenbond

1. de winkelier
2. de consument
3. een onderzoeksbureau
4. de fabrikant

Telefoon X kost € 649.
Telefoon Y kost € 449.
Bereken hoeveel telefoon X duurder is dan telefoon Y.

Ramon heeft gezien dat een spelcomputer bij Amazon € 20 goedkoper is dan bij Bol.com.

1. Rekenmiddel
2. spaarmiddel
3. Ruilmiddel

Yara koopt voor €80
een tweedehands fiets.

1. Ruilmiddel
2. Spaarmiddel
3. Rekenmiddel
4. Betaalmiddel

Wat is géén spaarmotief?

1. uit voorzorg
2. voor een bepaald doel
3. voor de winst
4. voor de rente

Kredietkosten

(reken zelf uit)

Je leent € 8.500 en betaalt dit terug in 36 termijnen van 

€ 250.

Bereken de kredietkosten!

Uitwerking

36 * 250=€9000

€9000- €8500 = €500,-

Kredietkosten €500

Uitwerking

36 * 250=€9000

€9000- €8500 = €500,-

Kredietkosten €500

Je krijgt € 5,- zakgeld per week.
Hoeveel is dit per maand?

1. € 20,-
2. € 21,67
3. € 22,50
4. € 25,-

Wat is een voorbeeld van vaste lasten

1. een broodje kopen
2. kleding kopen
3. huur van een woning
4. groenten en fruit kopen

Wat is een voorbeeld van dagelijkse uitgaven

1. boodschappen doen
2. zwemlessen
3. abonnement telefoon
4. vakantie

Dagelijkse uitgaven zijn:

1. uitgaven van een huishouden en de kosten die regelmatig terug keren
2. gewone uitgaven voor boodschappen die je betaald van huishoudgeld
3. uitgaven die je niet zo vaak doet of waar je voor moet sparen

Wat is een begrotingstekort?

1. Inkomsten zijn groter dan uitgaven.
2. Uitgaven zijn groter dan inkomsten.

Je sluit een lening af
van € 5.000. Je wilt die
zo snel mogelijk terugbetalen.
Hoe hoog is de maandtermijn
die je gaat betalen?

1. 429 euro
2. 109 euro
3. 343 euro
4. 858 euro

Je sluit een lening af van € 5000
Hoeveel betaal je in totaal
terug als je dit in 6 maanden
terugbetaald wilt hebben?

1. 5148 euro
2. 1548 euro
3. 5418 euro
4. 8514 euro

De contributie van de VV Quick 20 bedraagt € 25 per maand. Hoeveel is dit per week

1. € 5,77
2. € 6,25
3. € 6,00
4. € 5,50

Meneer Boet wil over twee jaar met zijn vrouw naar New York. Deze reis kost € 3000. Hoeveel moet meneer moet elke maand reserveren voor deze reis

1. € 100
2. € 125
3. € 150
4. € 175

Inkomen uit bezit

Inkomen uit arbeid

Overdrachtsinkomen

Uitkering

Rente

Loon of salaris

Huursubsidie

Vakantiegeld

Pacht

Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen.

1. Sparen voor een doel
2. Sparen voor de rente
3. Sparen uit voorzorg

Wat zijn kredietkosten?

1. de kosten van de rente
2. de kosten van een lening
3. de kosten die je betaalt voor een betaalrekening
4. creditcard kosten

Noem 3 spaarmotieven:

Wat is consumer power?

1. De koopkracht van alle consumenten samen
2. De invloed die je als groep consumenten samen hebt op een bedrijf
3. Positieve reviews
4. Een vergelijkend warenonderzoek uitvoeren

Wat is een keurmerk?

1. Het logo op je kleren.
2. Een logo waarmee een bepaalde kwaliteit wordt beloofd.
3. Een merk van een goed product.
4. Een merk.

Een beoordeling van een klant over een product of bedrijf noemen we...

1. een consumentenorganisatie
2. een vergelijkend warenonderzoek
3. een review
4. een consumentenbond

Als je een product wil kopen en je wil een eerlijke mening over de prijs en kwaliteit dan kun je het beste uitgaan van

1. een vergelijkingssite
2. een vergelijkend warenonderzoek van een consumentenorganisatie
3. een review
4. de site van een webwinkel of fabrikant

Wat is een verzameling van wetten en regels die de consument beschermt bij de aankoop van producten ?

1. consumentenwetten
2. consumentenregels
3. consumentenrecht
4. productregels

Vul de juiste woorden in.

Organisaties die opkomen voor de belangen van de consumenten noem je..................................................... Een ................................................................... is een test van gelijksoortige producten van verschillende merken. De invloed van consumenten op fabrikanten of winkeliers noem je.................................................................                                  .

consumentenorganisaties

consumer power

vergelijkend warenonderzoek

Tip voor het leren

- Lees alle blauwe leerteksten goed door

- Lees alle groene rekentrainers

- Maak de herhalingsopdrachten blz 28-29 + 60-61

- Maak de rekenopgaves blz 32-33 + 64-65

- Op de pagina's die nu volgen vind je een aantal

filmpjes die je kunnen helpen bij het leren