Paragaaf 1.2 Kiezen is verliezen (HAVO 3)

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Paragraaf 1.2 Kiezen is verliezen 

Planning

- Terugblik paragaaf 1.1 

- Start met paragaaf 1.2 

- Aan de slag

- Terugblik en afsluiting

Terugblik/nakijken

- Terugblik paragaaf 1.1, wat vond je lastig, waar twijfelde je?

- Kijk zelf na, stel vragen over wat je niet begrijpt. 

- Zachtjes overleggen mag. 

Check ckeck dubbel check? 

Wat is een schaars goed?

1. Een product dat zeldzaam is
2. Een product waarvoor productiefactoren nodig zijn om het te produceren
3. Een product dat gratis beschikbaar is
4. Een product dat alleen door bedrijven kan worden gemaakt

Wat is zelfvoorziening en hoe verschilt dit van consumptie?

Welke van de volgende is een voorbeeld van een kapitaalgoed?

1. Een boek in een bibliotheek
2. Een broodrooster bij jou thuis
3. Een oven in een restaurant
4. Een fiets die je naar school brengt

Noem de vier productiefactoren. (en leg uit wat elk inhoudt)

Leerdoelen (Paragaaf 1.2)

- Een budgetlijn aflezen 

- Het onderscheiden van dagelijkse uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven. 

- Met behulp van uitgaven per week, maand of jaar een begroting opstellen. 

Waarom dwingt jouw behoefte aan schaarse goederen tot het maken van keuzes?

budgetlijn

Een lijn die aangeeft welke mogelijkheden van besteding er zijn met een bepaald budget.

Budgetlijn

- Mogelijke combinaties 

- Keuzes maken

- Opofferingskosten

Veranderingen van de budgetlijn aflezen

-  Veranderingen van de budgetlijn             Prijs                               Prijs en inkomen

-  Oorzaken: ( Prijs of budget)

Begroting 

- Verwachte inkomsten en uitgaven

- Inkomsten: (Bijvoorbeeld nettosalaris, uitkering of dividend)

- Uitgaven: ( Dagelijkse uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven)

- Tekort ( meer uitgaven dan inkomsten) of overschot ( meer inkomsten dan uitgaven) op de begroting

Jullie eigen begroting opstellen!

Opdracht:  Welke inkomsten en uitgaven heb jij zelf of  hebben jouw ouders? Overleg in tweetallen en schrijf gezamenlijk op om welke inkomsten en soorten uitgaven het gaat. 

Klaar? We gaan zo gezamenlijk een begroting opstellen aan de hand van jullie voorbeelden. 

Voorbeeld van een begroting

Anouk krijgt €20; euro zakgeld per week. Hoe veel zakgeld is dat per maand?

1. €80; euro
2. €86,67; euro
3. €240; euro
4. €1040; euro

Damian krijgt €1000; euro zakgeld per jaar. Hoe veel is dat per maand? en per week?

Aan de slag! 

- Lees paragaaf 1.2 door 

- Iedereen maakt opdracht 1 en 2 van bestand op classroom

- Havo, maak de opdrachten 4, 6 T/M 10

- Vwo, maak de opdrachten 4, 5 en 8 T/M 12. 

- Ben je eerder klaar of heb je vragen? Steek je vinger op. 

Leerdoelen

- Een budgetlijn aflezen 

- Het onderscheiden van dagelijkse uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.

- Met behulp van uitgaven per week, maand of jaar een begroting opstellen. 

Terugblik en afsluiting

• Paragaaf 1.2..?
• Volgende les! 
• Iedereen maakt opdracht 1 en 2 van bestand op classroom
  
• Havo, maak de opdrachten 4, 6 T/M 10
• Vwo, maak de opdrachten 4, 5 en 8 T/M 12. 
• vragen? opmerkingen?