Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Afspraken
Als je iets wilt zeggen, steek je je hand op
Je luistert en bent dus stil
Je werkt mee
Je schrijft mee in je schrift/werkboek/Chromebook
Je kletst niet met je klasgenoten en reageert niet op/naar anderen
Je gebruikt je Chromebook alleen als het nodig is
Je maakt je huiswerk, of je ouders worden geïnformeerd
Slide 2 - Diapositive
06 September 2024
Slide 3 - Diapositive
Lesson plan
StudyGo
Rewind
Lesson 1 - PracticeMore
Words lesson 2 / StudyGo
(Home)work
Looking back
Slide 4 - Diapositive
Aan het einde van deze les..
..heb je grammar Unit 1 herhaald
..weet je hoe en wanneer je much & many moet gebruiken
.. heb je kennis gemaakt met de words van lesson 2
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Wanneer gebruik je de Past Simple?
Slide 7 - Question ouverte
Schrijf zoveel mogelijk voorbeelden van een bepaling van verleden tijd op.
Slide 8 - Carte mentale
Wat is het verschil tussen de werkwoorden 'flew' en 'talked'? (Behalve de betekenis.. that's obvious)
Slide 9 - Question ouverte
Maak deze zin ontkennend (-):
She flew to the US three years ago.
Slide 10 - Question ouverte
Maak deze zin vragend (?):
They talked for hours yesterday.
Slide 11 - Question ouverte
Neem over in je schrift:
Wanneer?
Als er iets in de verleden tijd gebeurd is. Er staat een bepaling van verleden tijd in de zin.
Hoe?
Regelmatig werkwoord: +(e)d
Onregelmatig werkwoord: rijtje 2, page 174/175
The Past Simple
Slide 12 - Diapositive
LADY(afkorting van de 4 soorten signaalwoorden) + W
Last (last year, last summer)
Ago (a year ago, two days ago)
Date (een datum)
Yesterday
When ..?
LADY stands for...
Last
Ago
Date
Yesterday
Slide 13 - Diapositive
Who/Which
Slide 14 - Diapositive
Schrijf op wat je nog weet over 'who' en 'which'.
Slide 15 - Carte mentale
This is the book ............ I told you about.
A
who
B
which
Slide 16 - Quiz
These shoes ......expensive were are from Off-White.
A
who
B
which
Slide 17 - Quiz
VA75YS2K
Unit 1 - Lesson 1 (Chromebook)
PractiseMore
Inloggen: VA75YS2K
timer
15:00
Slide 18 - Diapositive
Words 2.1, page 157
Please, open your book: p.159
Slide 19 - Diapositive
Words
Units 1 Lesson 2, page 157
StudyGo
timer
7:00
Slide 20 - Diapositive
Grammar:
uitleg
Uitleg: page 22
1. much / many
Please, take out your notebook.
Slide 21 - Diapositive
Much
Many
Slide 22 - Diapositive
Much & Many
Wat betekenen much & many?
Hoe weet je dan welke je moet gebruiken?
--> Hiervoor kijk je naar het zelfstandig naamwoord.
Slide 23 - Diapositive
Neem over in je schrift:
much
znw = ontelbaar --> je kunt het niet in mv zetten (begrippen, vloeistoffen, stofjes)
muchsugar
muchtime
muchhomework
muchcoffee
Slide 24 - Diapositive
Neem over in je schrift:
many
znw= telbaar --> je kunt het in het meervoud zetten, of het ís al mv.
manychildren
manybirds
manysubjects
manystories
Slide 25 - Diapositive
Wat zijn lidwoorden?
Neem over:
Lidwoorden zijn woorden die je vóór het zelfstandig naamwoord zet.
NL: de, het en een
EN: a en an
a pizza
a mobile
a game
a Euro (uitz.)
an apple
an iPhone
an example
an hour
Hoe komt het, denk je, dat je voor sommige woorden 'a' als lidwoord moet gebruiken en voor andere woorden 'an'?
Slide 26 - Diapositive
LUISTER nog eens goed!
a pizza
a mobile
a game
a Euro (uitz.)
an apple
an iPhone
an example
an hour (uitz.)
Welke letter hoor je aan het begin?
Neem over:
Als de uitspraak begint met een klinker (a, e, o, u, i) dan gebruik je AN.
Als de uitspraak begint met een andere letter (medeklinker) dan gebruik je A
Slide 27 - Diapositive
Unit 1 - Lesson 2
Do:
Exc.16/17/18, page 21-23
Slide 28 - Diapositive
Monday, September 9
Unit 1 Lesson 1+2
Study: Words lesson 1+2 (page 159)
Do: Exc.16/17/18, page 21-23 +
Unit 1 - Lesson 1 (Chromebook) PractiseMore
Slide 29 - Diapositive
Looking back: Dit waren 3 van de doelen voor deze les: 1...heb je grammar Unit 1 herhaald 2...weet je hoe en wanneer je much & many moet gebruiken 3...heb je kennis gemaakt met de words van lesson 2 Hoe goed is dat voor jou gelukt en waarom?