basisstof 3 - Het hart
Vraag 7 afb. 8 werkboek.
Gaat deze grafiek over de grote
of over de kleine bloedsomloop?
Gaat deze grafiek over de grote
of over de kleine bloedsomloop?
A
De kleine, want daar wordt O2 opgenomen in het bloed en
neemt het dus toe.
B
De grote, want daar wordt O2 afgestaan aan de weefsels en neemt het dus af.
C
De grote, want daar wordt O2 opgenomen in het bloed en
neemt het dus toe.
D
De kleine, want daar wordt O2 afgestaan aan de weefsels en neemt het dus af.
1 / 23
Éléments de cette leçon
Vraag 7 afb. 8 werkboek.
Gaat deze grafiek over de grote
of over de kleine bloedsomloop?
Gaat deze grafiek over de grote
of over de kleine bloedsomloop?
A
De kleine, want daar wordt O2 opgenomen in het bloed en
neemt het dus toe.
B
De grote, want daar wordt O2 afgestaan aan de weefsels en neemt het dus af.
C
De grote, want daar wordt O2 opgenomen in het bloed en
neemt het dus toe.
D
De kleine, want daar wordt O2 afgestaan aan de weefsels en neemt het dus af.
Slide 1 - Quiz
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Vraag 7 afb. 6 werkboek.
Hiernaast zie je de bloedsomloop
van een vis. Heeft een vis ook een
dubbele bloedsomloop?
Hiernaast zie je de bloedsomloop
van een vis. Heeft een vis ook een
dubbele bloedsomloop?
A
Ja, want het bloed gaat naar meerdere organen.
B
Ja, want het bestaat ook uit een boezem en een kamer. Dus twee hartdelen.
C
Nee, want per omloop gaat het bloed maar 1x door het hart.
D
Nee, want een vis heeft geen longen.
Slide 5 - Quiz
Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechter-
boezem
Rechter-kamer
Linker-
boezem
Linker-kamer
Slide 6 - Question de remorquage
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Weten jullie het nog?
Welke bloedvaten gaan naar het hart TOE en welke gaan van het hart AF?
Welke bloedvaten gaan naar het hart TOE en welke gaan van het hart AF?
A
Aders gaan naar het hart TOE en slagaders gaan
van het hart AF
B
Slagaders gaan naar het hart TOE en aders gaan
van het hart AF
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
Het hart pompt zuurstofrijk
bloed in de:
bloed in de:
A
Longslagader
B
Longader
C
Aorta
D
Holle ader
Slide 12 - Quiz
A
nr. 9 is een hartklep
nr. 10 is een halvemaanvormige klep
B
nr. 10 is een hartklep
nr. 9 is een halvemaanvormige klep
C
nr. 9 en 10 zijn beide hartkleppen
D
nr. 9 en 10 zijn beide halvemaanvormige kleppen
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Diapositive
Het hart krijgt zelf zuurstofrijkbloed dankzij de:
A
Longader
B
Kransslagaders
C
Kransaders
D
Aorta
Slide 15 - Quiz
Welke kamer heeft de meest gespierde wand en waarom ?
A
De rechterkamer, want die pompt het bloed naar de longen.
B
De linkerkamer, want die pompt het bloed naar de longen.
C
De rechterkamer, want die pompt het bloed naar het hele lichaam.
D
De linkerkamer, want die pompt het bloed naar het hele lichaam.
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Vidéo
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Dankzij halvemaanvormige kleppen, stroomt bloed niet terug in de:
A
Boezems
B
Kamers
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Diapositive
Werkboek opdracht 9
Welk onderdeel hoort bij nr. 1-2-3?
Welk onderdeel hoort bij nr. 1-2-3?
A
1= onderste holle ader
2= aorta
3= linker kamer
B
1= bovenste holle ader
2= aorta
3= linker boezem
C
1= onderste holle ader
2= aorta
3= linker boezem
D
1= onderste holle ader
2= longader
3= linker kamer
