be1hv - zwakke en modale werkwoorden - verleden tijd

Herzlich willkommen 
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 3

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

Herzlich willkommen 

Slide 1 - Diapositive

Lernziele

  • Je kunt de verleden tijd van zwakke werkwoorden toepassen.
  • Je kunt de verleden tijd van modale werkwoorden toepassen.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

(fe) - E - ST - T - EN - T - EN       regel






Stappenplan: 
  1. Eerst de stam van het werkwoord bepalen (-en): wohnen -> -en = wohn. 
  2. Kijk naar het persoonlijk voornaamwoord in de zin: (ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie, Sie).
  3. Bepaal welke letters er nog achter de stam van het werkwoord moeten. 

Slide 4 - Diapositive

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd








* Uitzondering: werkwoorden met een stam op -d of -t krijgen een extra e!

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Verleden tijd:
Lars ... seine Hausaufgaben nicht.
A
macht
B
machtet
C
machtete
D
machte

Slide 7 - Quiz

Verleden tijd:
Ich ... eine schöne Tasche.
A
kaufe
B
kaufte
C
kauft
D
kauftete

Slide 8 - Quiz

Verleden tijd:
Wir ... gestern ein gutes Spiel.
A
spielen
B
spieltten
C
spielten
D
spielteten

Slide 9 - Quiz

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-te
-test
-te
-ten
-ten
-tet

Slide 10 - Question de remorquage

Hoe maak je de o.v.t. (Präteritum) in het Duits van een zwak werkwoord?
A
ge + stam + (e)t
B
stam in de o.t.t. + -t(e) + esttenten
C
de klinker verandert + esttenten
D
verledentijdsstam + -de

Slide 11 - Quiz

Er ..... bis 1789 Musik an der Universität Bonn. (studeerde)
A
studiert
B
studierte
C
studiertet
D
studieret

Slide 12 - Quiz

Bijzonderheden........
Als de stam eindigt op -d of -t     
Dan beginnen alle uitgangen automatisch met een 'e'


Slide 13 - Diapositive

Verleden tijd
Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
red
red
red

red
red
red
-ete
-etest
-ete
-eten
-eten
-etet

Slide 14 - Question de remorquage

Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> er [arbeiten]
A
arbeitet
B
arbeitete
C
arbeitetet
D
arbeite

Slide 15 - Quiz

Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> ihr [baden]
A
bade
B
badet
C
badete
D
badetet

Slide 16 - Quiz

Verleden tijd:
Warum [antworten] du nicht?

Slide 17 - Question ouverte

Verleden tijd: antworten

Wer ...... auf diese schwierige Frage?
A
antworteten
B
antworetet
C
antwortete
D
antworte

Slide 18 - Quiz

Vertaal 'wij borstelden'

bürsten (= borstelen)
A
wir bürsten
B
wir bürstet
C
wir bürsteten
D
wir bürstten

Slide 19 - Quiz

Vul de verleden tijd in:
ich (baden)

Slide 20 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
Sie (meinen)

Slide 21 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
er (reden)

Slide 22 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
du (hören)

Slide 23 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
ihr (antworten)

Slide 24 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
der Arzt (drücken)

Slide 25 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
Herr Schmidt (machen)

Slide 26 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
Opa und Oma (lachen)

Slide 27 - Question ouverte

Vul de verleden tijd in:
Meine Freundin (reden)

Slide 28 - Question ouverte

Leerdoel: ik kan de verleden tijd van zwakke(regelmatige) werkwoorden in het Duits maken.
A
nog niet helemaal
B
nog helemaal niet
C
jazeker!
D
extra uitleg nodig

Slide 29 - Quiz

De modale werkwoorden in de
VERLEDEN TIJD

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Maak af:
modale werkwoorden hebben in de verleden tijd nooit_______
A
klankverandering
B
een Umlaut
C
een uitgang
D
alle 3 de voorgaande mogelijkheden.

Slide 33 - Quiz


Wat is GEEN kenmerk van de verleden tijd van modale werkwoorden?
A
-st-en-t-en-uitgangen
B
-te, -test, -te, -ten, -tet, -ten
C
geen Umlaut
D
andere stamklinker in de ovt bij álle ww-vormen

Slide 34 - Quiz

Wat is geen modale werkwoord?
A
Dürfen
B
müssen
C
können
D
gehen

Slide 35 - Quiz

Modale werkwoorden( vt )
_____ Sie wie spät es ist?
A
Wussten
B
Wusste
C
wussten
D
Wusstest

Slide 36 - Quiz

Zoek de juiste uitgangen (v.t.) van de modale werkwoorden bij elkaar.
ich konn-
wir woll-
du durf-
ihr wuss-
er muss-
sie konn-
sie wuss-
ten
test
te
ten
te
 te
tet

Slide 37 - Question de remorquage

Modale werkwoorden
können
müssen
wollen
wissen
dürfen
mogen, toestemming hebben 
weten
kunnen
willen
moeten 
( noodzaak)

Slide 38 - Question de remorquage

Vul verleden tijd in van dürfen
Du.......das Auto hier doch nicht parken?
A
durftest
B
durften
C
durftet
D
durfte

Slide 39 - Quiz

Vul verleden tijd in van können
Ich............dir nicht helfen.
A
konnte
B
konntet
C
konnten
D
konntest

Slide 40 - Quiz

Vul verleden tijd in van wollen
Sie(ev)..............den Termin verschieben.
A
wollten
B
wollte
C
wolltet
D
wolltest

Slide 41 - Quiz

Vul verleden tijd in van wissen
............ihr, wo er gestern war?

Slide 42 - Question ouverte

Vul verleden tijd in van müssen
Sie( =U ).............sofort nach Hause.

Slide 43 - Question ouverte

Leerdoel: ik kan de verleden tijd van modale werkwoorden in het Duits maken.
A
nog niet helemaal
B
nog helemaal niet
C
jazeker!
D
extra uitleg nodig

Slide 44 - Quiz