Persoonlijke voornaamwoorden 3e + 4e naamval

voorzetsels met de 3e en 4e nv
Berlin
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

voorzetsels met de 3e en 4e nv
Berlin

Slide 1 - Diapositive

Planung
      
Wiederholung:
  • 3e  en 4e naamval voorzetsels en persoonlijk voornaamwoord. 



Ziele

  • Je kunt het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de derde naamval gebruiken.

  • Je kunt de voorzetsels met de derde naamval gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

voorzetsels 3e naamval
mit = met
nach = na, naar  (geografisch --> Ich fahre nach Berlin) 
bei = bij
seit = sinds
von = van, door
zu = naar  (personen --> Ich gehe zu meinen Freunden.)
aus = uit

Na deze voorzetsels volgt altijd de 3e naamval.
außer = behalve
entgegen = tegemoet
gegenüber = tegenover

Slide 3 - Diapositive

voorzetsels 4e naamval
durch = door 
für = voor
ohne = zonder
um = om
bis = tot
gegen = tegen
                                             (entlang = langs)

Na deze voorzetsels volgt altijd de 4e naamval.

Slide 4 - Diapositive

Sleep de voorzetsel naar de juiste naamval
3e naamval
4e naamval
aus
durch
mit
für
nach
ohne
gegen
bei
von
um
entlang

Slide 5 - Question de remorquage

persoonlijk voornaamwoorden 1e, 3e, 4e naamval

Slide 6 - Diapositive

3e: Du bist nach ..... (hem) an der Reihe.
A
er
B
ihm
C
ihr
D
ihn

Slide 7 - Quiz

3e: Ich bekomme noch Geld von ...... (jullie)
A
ihr
B
euch
C
euer
D
sie

Slide 8 - Quiz

3e: Wartest du? Ich komme gleich zu ..... (jou)
A
dir
B
dich
C
du
D
mich

Slide 9 - Quiz

3e of 4e naamval?
(Zonder jou) ... ist es langweilig.

Slide 10 - Question ouverte

3e of 4e naamval?
Wir fahren (met hen) .... nach Amsterdam.

Slide 11 - Question ouverte

3e of 4e naamval?

Willst du das (voor mij) machen?

Slide 12 - Question ouverte

3e of 4e naamval?

(Bij mij) .... zu Hause ist es gemütlich.

Slide 13 - Question ouverte

3e of 4e naamval?

(Van hem) ... darf ich nicht mitmachen.

Slide 14 - Question ouverte

3e of 4e naamval?

(Tegen hem) will ich nicht spielen.

Slide 15 - Question ouverte