Lezen H3 les 1 - 2M1

ma. 4 okt. - 2M1 - 4e uur
  • Quizlet Woordenschat H1
  • Bespreken startopdracht op blz. 64
  • Herhalen theorie Lezen H1+2
  • Uitleg theorie Lezen H3
  • Zelfstandig werken
  • Lezen in je boek
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

ma. 4 okt. - 2M1 - 4e uur
  • Quizlet Woordenschat H1
  • Bespreken startopdracht op blz. 64
  • Herhalen theorie Lezen H1+2
  • Uitleg theorie Lezen H3
  • Zelfstandig werken
  • Lezen in je boek

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Herhalen theorie Lezen H1
  • Uit welke drie delen bestaat een tekst?
  • Waar vind je de belangrijkste informatie van een tekst?
  • Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
  • Waar vind je de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 3 - Diapositive

Herhalen theorie Lezen H2
  • Wat wordt er bedoeld met de hoofdzaken van een tekst?
  • Wat wordt er bedoeld met de bijzaken van een tekst?
  • Waar vind je de hoofdzaken van een teskt?
  • Waar vind je de hoofdzaken van een alinea?
  • Waar vind je (dus) de belangrijkste zin van een alinea?
  • Wat staat er vóór of ná de belangrijkste zin in de rest van de alinea?
  • Aan welke woorden kun je zien dat een voorbeeld of uitleg volgt?
  • Hoe en waarom schrijf je een samenvatting van een tekst?

Slide 4 - Diapositive

Wat doet een signaalwoord in een tekst, denk je?

Slide 5 - Carte mentale

Theorie Lezen H3
  • Signaalwoorden geven aan op welke manier de woorden, zinnen en alinea's in een tekst met elkaar samenhangen.
  • Deze samenhang heet het tekstverband.
  • Door te letten op tekstverbanden kun je een tekst beter begrijpen.

Slide 6 - Diapositive

Geef voorbeelden van signaalwoorden.

Slide 7 - Carte mentale

Twee soorten tekstverbanden:
  • Opsomming/ opsommend verband
  • Tegenstelling/ tegenstellend verband

Slide 8 - Diapositive

Tegenstelling/ tegenstellend verband:
  • maar
  • hoewel
  • echter
  • toch
  • tegenover
  • daarentegen
  • aan de ene kant .... aan de andere kant

--> Zaken die worden genoemd zijn elkaars tegenovergestelde.

Slide 9 - Diapositive

Signaalwoorden opsomming/ opsommend verband:
  • ten eerste
  • ten tweede
  • om te beginnen
  • ook (nog)
  • verder
  • bovendien
  • ten slotte
  • dubbele punt, liggende streepjes, getallen, 'dots'
--> Zaken die worden genoemd horen bij elkaar.

Slide 10 - Diapositive

Zelfstandig werken

opdracht 1 blz. 65

Slide 11 - Diapositive

Lekker lezen in je boek

Slide 12 - Diapositive

Huiswerk di. 5/10 (morgen)
  • afmaken opdr. 1 blz. 65
  • meenemen leesboek, lesboek, schrift

Slide 13 - Diapositive