CE week 6 jaar 3

Week 6
Winkelpresentatie deel 2
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
RetailMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Week 6
Winkelpresentatie deel 2

Slide 1 - Diapositive

Winkelpresentatie
  • Winkel sfeer
  • Winkel functie
  • Presentatieplan (AIDA)
  • Winkelexterieur/ -interieur 
  • Winkelindeling
  • Family-grouping
  • Routing
  • Vaste product presentatie
  • Tijdelijke artikelpresentatie
  • Artikelpresentatie opbouwen
  • Presentatie van een webwinkel

Slide 2 - Diapositive

Winkelindeling
  • Verkoopoppervlakte: presenteren artikelen (WVO)
  • Kassaoppervlakte: afrekenen (WVO)
  • Serviceoppervlakte: informatiebalie, pasruimtes, wachtruimte etc. (WVO)
  • Operationele oppervlakte: niet toegankelijk voor publiek (wc, kantoor, magazijn) 

Slide 3 - Diapositive

Tot welke bedrijfsruimte behoort de kantine voor het personeel?
A
Kassaoppervlakte
B
Operationele oppervlakte
C
Serviceoppervlakte
D
Verkoopoppervlakte

Slide 4 - Quiz

Geef een voorbeeld van een serviceruimte in een kledingwinkel.

Slide 5 - Question ouverte

Waar zou je een pashokje in een kledingwinkel plaatsen?

Slide 6 - Question ouverte

Family-grouping
  • Artikelen die bij elkaar horen, samen presenteren
  • Stimuleren van bij verkoop 
  • Consumptieverwantschap: vullen elkaar aan of kunnen elkaar vervangen (lippenstift en oogschaduw)
  • Productieverwantschap: zelfde manier van produceren (brood en gebak)
  • Koopverwantschap: producten die samen worden verkocht (kleding en accesoires)

Slide 7 - Diapositive

Overige verwantschappen
  • Maat -> dezelfde maten bij elkaar (sale in kledingwinkel)
  • Merk -> sorteren op merken (parfumerie)
  • Thema -> hetzelfde onderwerp (boekenwinkel)
  • Kleur -> sorteren op kleur (handdoeken)
  • Leeftijd -> leeftijd van gebruikers (tandpasta voor kinderen)
  • Prijs -> dezelfde prijzen bij elkaar (uitverkoop hoek)
  • Stijl -> dezelfde uiterlijke kenmerken (woonwinkel)

Slide 8 - Diapositive

In de supermarkt staat pudding vlak bij de melk.
Welke verwantschap is dit?
A
Consupmtie
B
Koop
C
Productie
D
Merk

Slide 9 - Quiz

Wat is koopverwantschap?

Slide 10 - Question ouverte

Geef een voorbeeld
van koopverwantschap

Slide 11 - Carte mentale

Wat is maatverwantschap?

Slide 12 - Question ouverte

Geeft een voorbeeld
van maatverwantschap

Slide 13 - Carte mentale

In de periode voor Pasen heeft een woonwinkel alle serviesgoed voor een paasontbijt staan
A
Stijlverwantschap
B
Merkverwantschap
C
Leeftijdverwantschap
D
Themaverwantschap

Slide 14 - Quiz

In een woonwinkel staan alle landelijke meubels bij elkaar.
A
Stijlverwantschap
B
Themaverwantschap
C
Kleurverwantschap
D
Merkverwantschap

Slide 15 - Quiz

In een woonwinkel staan alle grijze meubels bij elkaar
A
Stijlverwantschap
B
Themaverwantschap
C
Leeftijd verwantschap
D
Kleurverwantschap

Slide 16 - Quiz

In een speelgoedwinkel staan alle babyspullen bij elkaar
A
Stijlverwantschap
B
Kleurverwantschap
C
Leeftijd verwantschap
D
Merkverwantschap

Slide 17 - Quiz

In een sportwinkel staan alle Nike-schoenen bij elkaar
A
Themaverwantschap
B
Merkverwantschap
C
Kleurverwantschap
D
Leeftijd verwantschap

Slide 18 - Quiz

Routing
  • De weg die door de winkel wordt afgelegd 
  • Optimal routing: functioneel voor de klant (supermarkt)
  • Gedwongen routing: bepaalde route afleggen (SoLow)
  • Ongedwongen routing: vrij om te bepalen (kledingwinkels)
  • Natuurlijke loop: tegen de richting in -> deur aan de rechter kant
  • Klant loopt meestal de buitenste route, weinig in het midden
  • Producten met hoge winstmarge aan de buitenkant -> verkoopsterke zone

Slide 19 - Diapositive

Routing
  • Producten met hoge winstmarge aan de buitenkant -> verkoopsterke zone
  • Producten met lage winstmarge aan de binnenkant -> verkoopzwakke zone

Slide 20 - Diapositive

Hoe kun je de looproute
beïnvloeden?

Slide 21 - Carte mentale

Welke soort routing vind je meestal in een supermarkt
A
Gedwongen
B
Ongedwongen
C
Optimale routing

Slide 22 - Quiz

Op welke plek in de winkel zet je een product die de klant echt nodig heeft?
A
Bij de kassa
B
In de verkoopsterkte zone
C
In de verkoopzwakke zone

Slide 23 - Quiz

Waar in de winkel zet je een product neer dat leidt tot impulsaankopen?
A
Bij de kassa
B
In een verkoopsterke zone
C
In een verkoopzwakke zone

Slide 24 - Quiz

Vaste product presentatie
  • Een vaste plaats aan de hand van het schappenplan -> beschreven hoe producten gepresenteerd worden
  • Makkelijk te vinden voor klanten
  • Presentatie moet winkelimago versterken
  • Frontpresentatie: plan van een schap of display

Slide 25 - Diapositive

Schappen
  • Schap rendement: hoeveel je verdient aan de producten op een schap
  • Schap elasticiteit:  overwegen niet goed verkopende producten af te wisselen voor beter verkopende producten
  • Presentatie aanvullen: lege plekken opvullen -> geen "nee" verkopen

Slide 26 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een frontpresentatieplan en een schappenplan?

Slide 27 - Question ouverte

Hoe winstgevend een artikel op een schap is, kun je bepalen met behulp van
A
Schap elasticiteit
B
Schap rendement

Slide 28 - Quiz

Waarom is het belangrijk om op tijd een vaste presentatie aan te vullen?

Slide 29 - Question ouverte

Waarvoor gebruik je het schappenplan bij het aanvullen van het schap?

Slide 30 - Question ouverte

Tijdelijke artikelpresentaties
  • Aandacht op bepaalde artikelen richten -> tijdelijk meer verkopen
  • Actieplan: beschrijving van de acties in een bepaalde periode (plek in de winkel, gebruik van displays)
  • Actiepresentaties: aandacht op verlaagde prijs (weekaanbiedingen)
  • Sfeerpresentatie: aandacht op een thema, doelgroep of merk (kleding op een paspop)
  • Evaluatie: bekijken of de actie is behaald

Slide 31 - Diapositive

Waar moet je rekening
mee houden bij
een actieplan?

Slide 32 - Carte mentale

Wat is het verschil tussen een schappenplan en een actieplan?

Slide 33 - Question ouverte

Artikelpresentatie opbouwen of ontwerpen
  • Rekening houden met  soort artikelen (zwaar onderin de schap)
  • Ooghoogte: winstgevende artikelen 
  • Denk aan ooghoogte van doelgroep: snoep voor kinderen lager
  • Plaatsingsverbanden: rekening houden met verwantschap

Slide 34 - Diapositive

Plaats verbanden 
  • Nabuurplaatsing: verwante artikelen naast elkaar op schap
  • Contraplaatsing: verwante artikelen tegenover elkaar
  • Rug-aan-rug plaatsing: aan weerzijde van de stelling 
  • Gescheiden plaatsing: verschillende plekken in de winkel

Slide 35 - Diapositive

Soorten displays
  • Eiland: losstaande display. Klant kan er helemaal omheen lopen. vaak voor actieartikelen. Neemt veel ruimte in beslag.
  • Kassa: in de buurt van een kassa. Verleiden tot impulsaankopen. Koopzone wordt rommelig
  • Kop- of einddisplay: begin of einde van een stelling. Om artikel te promoten.
  • Toonbank: kleine impuls artikelen. Neemt ruimte in.
  • Schap: steekt uit t.o.v. andere schappen. Extra conformatie met klant, meer kans op aankoop. Gaat ten koste van schap- en loopruimte

Slide 36 - Diapositive

Opbouw presentatie (in etalage)
  • Herhalen: zelfde patronen laten terugkeren. Maakt etalage aantrekkelijk.
  • Stapelen: producten opstapelen, komt krachtig over.
  • Groepen maken: verschillende artikelen uit hetzelfde thema koppelen
  • Contrast aanbrengen: spelen met kleuren, licht, diepte etc.
  • Eyecatchers: extra stopkracht 

Slide 37 - Diapositive

Waarom plaats je winstgevende producten op ooghoogte?

Slide 38 - Question ouverte

Welke twee soorten presentaties worden gebruikt bij een tijdelijke presentatie?

Slide 39 - Question ouverte

Welke display zie je hier?
A
Kassa
B
Schap
C
Eiland
D
Vloer

Slide 40 - Quiz

Welke display zie je hier?
A
Stortmand
B
Toonbank
C
Kop- of eind display
D
Kassa

Slide 41 - Quiz

Welke display zie je hier?
A
Vloer
B
Kop- of einddisplay
C
Eiland
D
Schap

Slide 42 - Quiz

Welke display zie je hier?
A
Kop- of einddisplay
B
Vloer
C
Wand
D
Schap

Slide 43 - Quiz

Presentatie in een webwinkel
  • Huisstijl moet duidelijk zijn -> vaste kleuren
  • Homepagina vergelijkbaar met etalage
  • Makkelijk menu + zoekfunctie
  • Rekening houden met kijkrichting: linksboven -> rechtsonder
  • Gebruik maken van duidelijke foto's + korte beschrijving

Slide 44 - Diapositive

Welke technieken worden
gebruikt bij de opbouw
van de presentatie?

Slide 45 - Carte mentale

Wat is een overeenkomst
tussen fysiek en webwinkel?

Slide 46 - Carte mentale