Hoofdstuk 2: herhaling van grammatica

• Frans
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

De ontkenning

Hoe maakte ik ook alweer een zin ontkennend?

Wanneer gebruik ik...

-ne

-n'

Vertaal naar het Frans:
nooit

1. ne ... pas
2. ne ... jamais
3. ne ... plus
4. ne ... pas encore

Vertaal naar het Frans:
niet meer

1. ne ... pas
2. ne ... rien
3. ne ... plus
4. ne ... pas encore

Vertaal naar het Frans:
niets

1. ne ... pas
2. ne ... rien
3. ne ... jamais
4. ne ... pas encore

Zet de volgende zin in de ontkenning:
Tu es malade. (nooit)

Vragen stellen zonder vraagwoord

est-ce que + gewone zin

gewone zin vragen uitgesproken (gewone zin + ?)

omkering van onderwerp en persoonsvorm 

Vragen stellen met vraagwoord

vraagwoord + est-ce que + gewone zin

gewone zin + vraagwoord

vraagwoord + gewone zin

vraagwoord + omkering van onderwerp en persoonsvorm

Welke vraag is correct opgebouwd?

1. Est-ce que tu es malade?
2. Tu est-ce qu'es malade?
3. Tu es est-ce que malade?
4. Tu es malade est-ce que?

Maak de vraag vragend met gebruik van 'est-ce que'
Tu as mal au bras?

Maak de vraag vragend met gebruik van 'omkering'
Tu as mal au bras?

Welke vraag is correct opgebouwd?

1. Est-ce que pourquoi tu fais du foot?
2. Est-ce que tu fais du foot pourquoi?
3. Pourquoi est-ce que tu fais du foot?
4. Est-ce que tu fais pourquoi du foot?

Maak de vraag vragend met gebruik van 'est-ce que'
Tu as mal où?