klas 2TL - bij Hfd. 2 - Uitleg 1 Vraagzinnen zonder en met vraagwoord - 1

Vraagzinnen zonder en met
vraagwoorden
deel 1
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vraagzinnen zonder en met
vraagwoorden
deel 1

Slide 1 - Diapositive

Vraagzinnen - hoe maak je ze?

er bestaan:  

a) vraagzinnen
ZONDER vraagwoord 
b) vraagzinnen MET vraagwoord


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat is fout?
A
Est-ce que tu chantes?
B
Tu chantes?
C
Tu est-ce que chantes?
D
Chantes-tu?

Slide 5 - Quiz

Wat is fout?
A
Il est malade?
B
Est-ce qu'il est malade?
C
Est-il malade?
D
Il malade est?

Slide 6 - Quiz


Maak vragend op 3 manieren:
Jij eet een appel = Tu manges une pomme.

Slide 7 - Question ouverte

Maak vragend op 3 manieren:
Hij spreekt Frans. = Il parle français.

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Wat is fout?
A
Tu habites où?
B
Tu où habites?
C
Où est-ce que tu habites?
D
Où habites-tu?

Slide 11 - Quiz

Wat is fout?
A
Pourquoi est-ce que vous parlez français?
B
Pourquoi parlez-vous français?
C
Vous parlez français pourquoi??
D
Vous parlez pourquoi français?

Slide 12 - Quiz

Stel de vraag op 3 manieren:
Waarom eet jij een appel?
> Tu manges une pomme / pourquoi

Slide 13 - Question ouverte

Stel de vraag op 3 manieren:
Waarom spreekt hij Frans?
> Il parle français / pourquoi

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive

Tu habites où?
Comment tu t'appelles?
Il pleure pourquoi?
C'est qui ton meilleur ami?
Qu'est-ce que c'est?

Ton anniversaire, c'est quand?
Tu as combien de frères?
Waar
Hoe
Waarom
Wie
Wat
Wanneer
Hoeveel

Slide 16 - Question de remorquage

pourquoi =
A
hoe
B
wat
C
waarom
D
wanneer

Slide 17 - Quiz

qui =
A
wie
B
wat
C
waar
D
waarom

Slide 18 - Quiz

qu'est-ce que =
A
wie
B
wat
C
waar
D
waarom

Slide 19 - Quiz

quand =
A
waarom
B
waar
C
wie
D
wanneer

Slide 20 - Quiz

comment =
A
wie
B
wat
C
hoe
D
hoeveel

Slide 21 - Quiz

combien =
A
wie
B
wat
C
hoe
D
hoeveel

Slide 22 - Quiz

hoe =
A
B
pourquoi
C
quand
D
comment

Slide 23 - Quiz

wie =
A
qu'est-ce que
B
quand
C
qui
D
comment

Slide 24 - Quiz

wanneer =
A
qui
B
quand
C
combien
D
comment

Slide 25 - Quiz

waarom =
A
pourquoi
B
C
quand
D
combien

Slide 26 - Quiz

waar =
A
comment
B
combien
C
D
quand

Slide 27 - Quiz

hoeveel =
A
comment
B
quand
C
combien
D
pourquoi

Slide 28 - Quiz

Mijn vraag aan jullie: Snap je nu hoe je vragen moet stellen in het Frans? Of heb je er zelf nog een vraag over? Stel 'm vooral hier!

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive