2C - vr. 19/11/2021

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

2C -  vr. 19/11/2021

1.                                       - is iedereen er? / in de les?

2) Tb. 22: blz. Hfd. 2: Tout va bien
      - Uitleg bron C: grammatica: Vraagzinnen

3.  bron D: Phrases-clés

>>> maken wk 46:  1 t/m 31

                         

Vragen zonder & met vraagwoord:

Zin: Jij bent ziek.  + vraagwoord in t NLs: Waarom ben jij ziek?

1. Jij bent ziek ?                            1. Jij bent ziek pourquoi ?
2. Est-ce que jij bent ziek ?    2. Pourquoi est-ce que jij bent ziek ?
3.  Ben-jij ziek ?                            3. Pourquoi ben-jij ziek? 

Vraagzinnen zonder en met
vraagwoorden

deel 1

Vraagzinnen - hoe maak je ze?

er bestaan:  

a) vraagzinnen ZONDER vraagwoord 

b) vraagzinnen MET vraagwoord

Wat is fout?

1. Est-ce que tu chantes?
2. Tu chantes?
3. Tu est-ce que chantes?
4. Chantes-tu?

Wat is fout?

1. Il est malade?
2. Est-ce qu'il est malade?
3. Est-il malade?
4. Il malade est?

Maak vragend op 3 manieren:
Jij eet een appel = Tu manges une pomme.

Maak vragend op 3 manieren:
Hij spreekt Frans. = Il parle français.

Wat is fout?

1. Tu habites où?
2. Tu où habites?
3. Où est-ce que tu habites?
4. Où habies-tu?

Wat is fout?

1. Pourquoi est-ce que vous parlez français?
2. Pourquoi parlez-vous français?
3. Vous parlez français pourquoi??
4. Vous parlez pourquoi français?

Stel de vraag op 3 manieren:
Waarom eet jij een appel?
> Tu manges une pomme / pourquoi

Stel de vraag op 2 manieren:
Waarom spreekt hij Frans?
> Il parle français / pourquoi

Tu habites où?

Comment tu t'appelles?

Il pleure pourquoi?

C'est qui ton meilleur ami?

Qu'est-ce que c'est?

Ton anniversaire, c'est quand?

Tu as combien de frères?

Waar

Hoe

Waarom

Wie

Wat

Wanneer

Hoeveel

pourquoi =

1. hoe
2. wat
3. waarom
4. wanneer

qui =

1. wie
2. wat
3. waar
4. waarom

qu'est-ce que =

1. wie
2. wat
3. waar
4. waarom

quand =

1. waarom
2. waar
3. wie
4. wanneer

comment =

1. wie
2. wat
3. hoe
4. hoeveel

combien =

1. wie
2. wat
3. hoe
4. hoeveel

hoe =

1. où
2. pourquoi
3. quand
4. comment

wie =

1. qu'est-ce que
2. quand
3. qui
4. comment

wanneer =

1. qui
2. quand
3. combien
4. comment

waarom =

1. pourquoi
2. où
3. quand
4. combien

waar =

1. comment
2. combien
3. où
4. quand

hoeveel =

1. comment
2. quand
3. combien
4. pourquoi

Tu habites où?

Comment tu t'appelles?

Il pleure pourquoi?

C'est qui ton meilleur ami?

Qu'est-ce que c'est?

Ton anniversaire, c'est quand?

Tu as combien de frères?

Waar

Hoe

Waarom

Wie

Wat

Wanneer

Hoeveel

Mijn vraag aan jullie: Snap je nu hoe je vragen moet stellen in het Frans? Of heb je er zelf nog een vraag over? Stel 'm vooral hier!